vrijdag 29 oktober 2010

Mozambique: Strand, Strand, Strand uuuh Praia

Bom dia!

Op 16 oktober reden we Mozambique binnen. De grensovergangen zijn steeds soepeler naarmate je zuidelijker komt, werkelijk, het in- en uitchecken, ging in een vloek en een zucht. We zijn meteen doorgereden naar de eerste, enigszins grote plaats, Mocuba. Geen campings hier in het noorden van Mozambique, dus op naar een pensionnetje. O schrik, hier moet je Portugees praten. Op mijn beste Spaans vroeg ik dus naar een kamer en een prijs, maar Spaans is toch behoorlijk anders dan Portugees. Het duurde dus even voor ik duidelijk had of de genoemde prijs voor de kamer of per persoon was. Het was een nette kamer voor een kleine prijs, helemaal prima. Daarna door het plaatsje gewandeld. Leuke sfeer! Bijna niemand die op je let. Juist zo bijzonder omdat er geen blanke, en al helemaal geen toerist, te bekennen was en waarschijnlijk het laatste jaar er ook niet was geweest. Daarna wat gegeten en daarna nog wat gedronken. Waren er vier jongens aan een tafeltje die op hun beste Engels vroegen waar we vandaan kwamen. Toen we antwoordden vroegen ze meteen enthousiast of ze bij ons mochten komen zitten. Dat vonden we prima. Leuk met hun gekletst en gelachen. Jongens van 15 en 16 jaar, erg netjes en gewoon heel leuk. We vroegen of ze iets wilden drinken en dat aanbod aanvaardden ze graag, maar het was over duidelijk dat het ze daar echt niet om te doen was geweest. Het ging hun om het praatje. Ze vonden het leuk Engels te praten en ik vroeg hun hoe je een en ander in het Portugees zei, want we hebben ook geen woordenboekje ofzo bij ons. Maar snel de belangrijkste woordjes geleerd, altijd handig.


Eigen gemaakt autootje

De volgende dag bleek dat onze Beer netjes was gewassen door de man die ook onze auto had bewaakt. Dat kwam wel goed uit, want Beer was erg vies. Natuurlijk een tip gegeven aan de man, die daar blij mee was. Wij blij, hij blij, mooi toch? Daarna naar Quelimane gereden, gelegen aan de kust. Een suffe plaats, niks te beleven, maar tot onze grote verbazing met een erg goed en heel stijlvol, erg designs zelfs, restaurant. Daar lekker geluncht met vanaf het terras op de vijfde verdieping mooi uitzicht op de haven. Ik had een zalige tonijnsalade en dat precies op de verjaardag van mijn lieve vriendin Erna die daar zo dol op is. Dat vond ik wel erg grappig. Heb haar ’s avonds gebeld om haar te feliciteren en haar dat verteld. Het was heerlijk om haar stem weer te horen en vooral hoe leuk ze het vond dat ik haar belde.

Wat erg fijn is in Mozambique is dat er werkelijk verrukkelijke broodjes te koop zijn, net van die Duitse harde broodjes maar dan nog lekkerder. Zalig. Ook heel knapperig stokbrood, veel beter dan bij ons. Naarmate we verder afzakten, is het brood sowieso steeds beter geworden. Ook in Malawi konden we vaak lekkere broodjes kopen, ook koffiebroodjes enzo. En dan de muffins en het gebak! Ook van erg goede kwaliteit, daar zouden ze bij ons nog iets van kunnen leren, werkelijk. Jullie merken het al, het is niet zo afzien in Afrika als velen denken…En wat er dan ook nog als gemak bijkomt: als je de bakker niet kan vinden – en die is meestal onherkenbaar, dus onvindbaar voor ons – dan roep je gewoon uit het autoraam dat je ‘Pao fresco’ (vers brood) wilt en dan gaat een jongen dat voor je kopen en komt met de lekkere broodjes terug. Natuurlijk betaal je iets voor die service, maar het is reuze handig. Ik zei het al eerder: je wordt heel lui in Afrika…Ook al omdat het zo vroeg donker is, om 18.00 uur (sinds Malawi, daarvoor was het ‘pas’ om 19.00 uur), en dan ook echt pikkedonker. Dan kan je dus echt weinig meer doen. Het is dus ook erg vroeg licht, om 05.00 uur al, maar wij blijken ook prima in licht te kunnen slapen. ;-) Korte dagen dus voor ons.

Quelimane maar snel achter ons gelaten en doorgereden naar Gorongosa National Park, een heus wildpark! Toen we daar bij de ingang aankwamen om ca. 17.00 uur, bleek dat de entree inmiddels was verhoogd naar 15 Euro per persoon (was voorheen 6 Euro) en dat we voor de auto nog eens 15 Euro moesten betalen en voor het kamperen daar 9 Euro per persoon. We vonden het nogal bedragen, maar ja, we moesten ergens slapen en zoveel keus is er niet in Mozambique. Dus net toen we na enig beraad hadden besloten de prijs toch maar te slikken en het te doen, zei de jongen van de entree opeens dat hij was vergeten te zeggen dat we ook nog eens 25 USD per persoon moesten betalen voor de safari, want dat mocht SINDS VANDAAG (!!) niet in je eigen auto! Heel apart. Zijn we in meer dan 10 wildparken geweest waar we zelf konden rondrijden, ben je in Mozambique mag dat opeens niet meer. En het mooiste was nog wel, dat dat niet zelf rijden opeens pas op die dag was verordenneerd zoals die jongen zei. Heel vreemd. In elk geval werd het ons toen te gortig, ook nog een 50 USD extra moeten betalen voor de safari terwijl je er zelf een prima wagen voor hebt. Maar ja, waar dan slapen, want het werd al bijna donker en er waren voor zover we wisten geen andere opties. De jongen van de entree zei dat er een heel mooie lodge was, vlakbij. Daar zijn we naartoe gegaan, geen bordje of niks, het was dat die jongen had verteld waar die lodge zou moeten zijn. Toen we aankwamen, kwam er een Zuid-Afrikaanse blanke man aan die ons van harte welkom heette en zei dat er geen water of iets was, dus dat hij ons niks kon berekenen voor de overnachting. We mochten wel in een grote safaritent slapen, met een echt bed erin en een eigen douche en toilet. Heel luxe allemaal. Dat hebben we gedaan. Er bleek best wel water te zijn en er werd zelfs warm water gemaakt voor de douche en een heerlijk kampvuur. We vonden het allemaal top. En ongelooflijk, net toen we een beetje radeloos waren waar we dan moesten gaan slapen, vonden we deze luxe plek en nog gratis ook! De volgende dag vroeg hij wel een ‘donation’, dus alsnog 25 USD betaald, maar dat was het zonder meer waard. We zijn nog een tijd bij hem en zijn vrouw, Piet en Ria van Zijl, met Nederlandse voorouders, wezen koffie drinken. Een aparte man! Hij zei letterlijk dat hij een ‘passion for farming (dat kan natuurlijk) and…WAR’ had! Dat geloof je toch niet? Hij had tegen de zwarten in Zuid-Afrika gevochten. Brrrhh, wat een man. Hij was ook in Nederland geweest en was onder de indruk hoe schoon het bij ons was (okay, ook dat kan) en…hoe weinig zwarten er waren. Ja jee zeg, Nederland ligt niet in Afrika, hallo. Al die zwarten in Afrika vond hij blijkbaar maar jammer (op z’n zachtst gezegd). We zijn maar snel weg gegaan…Als we dit alles hadden geweten, hadden we er vast niet zo lekker geslapen…

Hippe tent in Beira

We gingen verder naar Beira, ook al gelegen aan de kust. Weer een simpel, prima, hotelletje gevonden, de goedkoopste van Beira want Beira is zowaar best populair. Beira is namelijk best een fraai plaatsje, met mooi opgeknapte oud-Portugese woningen. ’s Avonds gingen we naar een bar/restaurant aan het water waar het erg druk was met vooral heel schaars geklede dames die op heren zaten te wachten…Bijzonder! Het was toch echt een gewoon restaurant, er kwamen ook veel gewone mensen en wat expats, maar ook flink uitgedoste ladies en travestieten. We keken onze ogen uit, dat hadden we de hele reis nog niet gezien zo. Sowieso zagen de meeste mensen er nogal hip uit, dames in strakke broeken, hoge hakken, je waande je ergens in Florida ofzo. Ik moet toegeven dat de vrouwen in Mozambique werkelijk erg mooi zijn. Frank genoot! ;-) Ook mooie kapsels, terwijl ze in Malawi meestal hele korte koppies hebben, wat ze overigens wel heel goed staat.

Mooi verbouwd huis in Beira

De volgende dag zijn we door het plaatsje gaan wandelen, was erg leuk hoewel het een tamme bedoeling was, want het was zondag. Maar ook wel lekker rustig. De winkels waren bijna allemaal dicht en helaas ook de twee internetcafees die het plaatsje rijk was. Bij een mooi huis dat werd opgeknapt door een blanke man en een zwarte, zijn we gestopt en hebben we een hele tijd met de Portugese man gepraat die het huis drie jaar geleden had gekocht voor 50.000 Euro en inmiddels voor 50.000 Euro had opgeknapt. Hij wilde ons graag rondleiden in het enorm grote huis dat hij werkelijk magnifiek had verbouwd en ingericht met prachtige porseleinen tegeltjes en stenen vloeren. We waren erg onder de indruk, het was schitterend. De man vertelde ons dat hij enkele Mozambicanen had opgeleid in het vakmanschap, maar dat zij tot zijn verbazing niks daarmee deden. Ja, zo lijkt het altijd te gaan hier. Alsof mensen geen ambitie hebben en dat is denk ik vaak ook zo want ambitie heeft te maken met toekomst en op de toekomst zijn ze niet gericht. De Portugese man, die eerst in Angola had gewoond en sinds 15 jaar in Mozambique, noemde het een ‘let it be’ mentaliteit. Die mentaliteit is volgens mij ook een soort overlevingsstrategie. De mensen hier krijgen heel wat voor hun kiezen, een burgeroorlog in de jaren negentig en een vreselijke overstroming in 2000, maar sowieso zijn de omstandigheden in eigenlijk alle Afrikaanse landen natuurlijk heel moeilijk en moeten mensen daar toch in zien te (over)leven. Misschien kan dat alleen maar door er erg gelaten te zijn en alles te nemen zoals het is. Mozambique ontving 30 jaar geleden meer toeristen dan Zuid-Afrika en Zimbabwe nu bij elkaar! Niet voor te stellen toch? Het was de populairste toeristische bestemming in Zuidelijk Afrika. Nu komt er nauwelijks meer een toerist.

Toen we vroegen hoe het met de economie van Mozambique was gesteld zei hij dat de groei stagneerde en de meeste mensen het heel moeilijk hebben. Als voorbeeld gaf hij aan dat hij de bouwvakkers 80 Euro per maand betaalde en dat daarvan een derde op ging aan huur van de woning…Je vraagt je dan werkelijk af hoe ze ervan kunnen leven met hun gezin met meestal wel vijf, zes, zeven kinderen…Naast hem waren in een ander fraai, maar inmiddels zeer vervallen huis, Mozambicanen in getrokken net als in vele andere huizen die destijds door de Portugezen zijn verlaten. Inmiddels hebben deze mensen het woonrecht gekregen en als je dat huis zou willen kopen, moet je met hun een koopovereenkomst sluiten.

Overigens was het land volgens hem bijzonder vruchtbaar, hij noemde het een grote ‘garden’. Een blanke man die uit Zimbabwe was gevlucht had een grote rozenkwekerij vlak over de grens bij Zimbabwe, waarvan de rozen naar Nederland worden geëxporteerd. Zo zie je maar. Maar de mensen hier willen in de stad wonen, niet op het platteland, waar dus alles groeit en bloeit en het leven dus veel beter zou zijn. Nu zijn er veel werkelozen, op het platteland zou er werk genoeg zijn.

Was in Malawi de levensverwachting al betreurenswaardig laag (43 jaar), het kan nog lager…Hier in Mozambique is die nog maar 38 jaar. Vooral Aids is daar debet aan, 25% van de mensen lijdt daaraan. Maar bijna niemand sterft eraan… Wel aan tuberculose…Aids is een enorm taboe.

Op weg naar de Bazaruto Archipel
Na Beira zijn we naar Vilanculos gegaan, maar onderweg nog Inhambane bezocht, een mooie plaats, en dus waren er weer veel NGO’s. Vilanculos is een populaire badplaats met enkele fraaie resorts, zoals het Vilanculos Beach Resort, daar waar we erg van onder de indruk, echt heel stijlvol en daar was het strand ook mooi. Wij stonden daar op een niet zo geweldige camping, eigenlijk was het gewoon een zooitje, maar wel goedkoop, dus vooruit maar. We hebben van daaruit een boottocht per dhow – een traditioneel zeilschip – gemaakt naar de Bazaruto Archipel, een Nationaal Park waar je schitterend kan duiken. We hebben daar een erg luxe, erg stijlvol mooi resort bezocht en nog een ander mooi, minder luxe maar ook fraai, resort. Daarna zijn we op een ander eiland gaan snorkelen. Er waren een aantal mooi gekleurde vissen, maar niet zoveel als we gehoopt hadden. Er was op de boot gekookt voor ons, op pannen die in een grote bak met zand op het vuur stonden, inventief. Het was super verse vis, echt verrukkelijk. Dan proef je opeens weer het verschil tussen vis zoals bij ons en deze hele verse vis, ’s ochtends gevangen. Wat een volle vissmaak. Het was echt een van onze aller lekkerste maaltijden. Op zich eenvoudig, met wat sla en aardappels in een soort tomatensaus, maar wel heel lekker bereid. Heen wel twee uur lang gezeild, maar naar het andere eiland, waar we gingen snorkelen en terug naar het vaste land, deden ze toch maar de motor aan jammer genoeg.


Idyllische stranden in Zuid Mozambique

Na Vilanculos zijn we naar Tofo Beach gegaan, ook een populaire strandbestemming, vooral bij backpackers. Ook daar stonden we weer op een rommel camping. Mozambique is gewoon niet ingesteld op kampeerders. Je kon daar heel goed snorkelen naar walvishaaien, dat leek ons geweldig, maar helaas was de zee veel te ruw en durfden het vanwege zeeziekte niet aan. Erg spijtig, want we hoorden van anderen dat het helemaal geweldig was om met die immens grote dieren te zwemmen, ze zijn wel ca. 8 meter lang en ze komen heel dicht bij je. Een super ervaring.

Het strand is ook bij Tofo Beach weer prachtig: wit zand, palmbomen, azuurblauwe zee. En helemaal verlaten, je hebt het strand voor je alleen. Het waait er alleen wel behoorlijk. En ’s nachts woei het zelfs heel erg hard, we hebben er zowaar onrustig door geslapen, te veel lawaai in onze daktent.


Station Maputo, ontworpen door Eiffel

Na Tofo Beach zijn we naar Maputo, de hoofdstad gegaan. Er is maar een snelweg in Mozambique, van noord naar zuid, en die is merendeel prima. Voor de rest zijn er geen verharde wegen. Het is wel lachen, inmiddels is ons begrip van goede wegen erg aangepast. Iemand had ons gezegd dat de weg van Vilanculos naar Tofo Beach niet zo goed was op een bepaald traject en al eerder hadden anderen dat van een andere traject gezegd (van Gorongoso naar Beira) en dus zaten wij maar te wachten op dat niet goede stuk totdat we op de plaats van bestemming waren gearriveerd en we echt moesten raden welk traject zij nou als niet goed zouden hebben bedoeld. Nou, wij vonden er weinig op aan te merken, ha, ha.













In Maputo hebben we op zondag, het is er dan bijna uitgestorven, een stadswandeling gemaakt. Best leuk, aardige koloniale gebouwen nog en zelfs een station ontworpen door (een leerling? van) Eiffel en een ‘ijzeren huis’, ook van Eiffel. Erg bijzonder en het station vonden we heel fraai. ’s Avonds werden we voor het allereerst tijdens onze reis door een agent aangehouden met de vraag ons paspoort te tonen. Ik vroeg hem waarom hij dat wilde zien waarop hij antwoordde dat hij wilde checken of we niet illegaal waren. Ook dat ging allemaal vriendelijk en correct. Het is best lekker lopen in Maputo want er zijn zelfs stoepen, een ongekende luxe in Afrika. Weliswaar met de nodige hele diepe kuilen, waar je geheel in zou verdwijnen als je er onverhoopt in zou stappen en met schots en scheve stenen en keien erop, dus het blijft uitkijken geblazen, maar toch beter dan op de straat te moeten lopen, waar het altijd een enorme zooi is.

Wat Frank in ieder land altijd als eerste doet is het uitproberen welk bier het lekkerste is. In Mozambique was dat het bier met de prachtige naam ‘Laurentina’. Nou die gingen er wel in, die Laurentina’s. In Malawi was het altijd Carlsberg, en af en toe nam hij daarvan een Elephant: 7,5%. Frank was bijna verslaafd aan de 2 C’s: Carslbergs en Cadburries (chocolade!).

Lekker zitten op bananen
De natuur is niet veel aan in Mozambique. Dat is voor het eerst! Al die tijd hebben we ons vergaapt aan de schitterende natuur, nu is het maar saai. En we zijn nog wel helemaal tot in het uiterste puntje van Mozambique gereden, wat niemand maar dan ook niemand doet. Maar ik wilde per se de resorts daar zien, omdat die vanuit Zuid-Afrika heel snel te bereiken zijn, nog geen uurtje rijden vanaf de grens en dan heb je magnifiek mooie stranden. Dus wij vanuit Maputo niet naar westen gereden, Swasiland (Zuid-Afrika) in wat normaal iedereen doet, maar nog verder zuidelijk. Dat hebben we geweten! Toen hield het asfalt dus helemaal op en was het alleen nog maar een grote zandbak. Er stond in de gids al dat het ‘very undeveloped’ was, en dat was nog een understatement. Echt alleen nog ‘wegen’ van diep, mul, zand. Ik vond het WAA-wegen, Waardig Afscheid van Afrika wegen (Zuid-Afrika vind ik geen Afrika), maar Frank vond het K-wegen. Hij reed. ;-) We moesten af en toe weer heel goed samen bekijken hoe we de weg zouden nemen, langs links of rechts of middendoor, en samen besloten we steeds wat het beste was om te voorkomen dat we vast zouden komen te zitten. En er kwam geen einde aan! Overal waar je keek zandwegen en geen weg meer terug. Het was echt heel heftig. We hebben uren geploeterd door dat zand en uiteindelijk kwamen we dan waar ik naartoe wilde: Ponto D’Ouro met schitterende witte zandstranden en…wederom helemaal verlaten! Je hebt dat hele strand voor jezelf. En mooi dat die is! We kwamen daar op een voor ons hele luxe camping, met zelfs een winkeltje en een restaurant. Dat komt omdat er alleen maar Zuid-Afrikanen komen, en die hebben zo hun eisen en bovendien zijn bijna alle resorts en campings van Zuid-Afrikanen. Een bijzonder gebeuren. Die Zuid-Afrikanen (natuurlijk alleen blanken!) komen daar met hun grote speedboten en jachten naartoe om lekker te watersporten en te vissen, wat je daar grandioos goed kunt doen. Het was zelfs zo gek dat je er in de Zuid-Afrikaanse munteenheid, de Rand, kon betalen en daar ook vaak het wisselgeld in terug kreeg! Ooit mee gemaakt, dat je alleen maar een ‘vreemde’ valuta terug krijgt in plaats van de eigen munt eenheid? Ik vond het nogal gek. Maar zoals gezegd, voor ons was het een luxe campsite, met erg nette douches en toiletten, en ook heel veel van die sanitaire gebouwtjes, niet maar 1 gammel gebouwtje waar je een heel eind voor moet lopen zoals wij vaak hebben gehad.

We troffen nog een Nederlandse groep, die daar een huwelijk hadden gehad, en die kwam er vooral om te duiken, dat kan je daar prachtig doen, Mozambique is een echt duikparadijs. En nog heel erg ongeschonden, alle koraal nog mooi in tact. Die eerste avond dat we er waren nog veel walvissen gezien, nou ja, alleen staarten en ruggen zoals meestal met walvis-spotten , maar toch spectaculair.

Mozambique is vreselijk groot, we hebben bijna dagelijks enorme afstanden moeten afleggen. Ook omdat het echt vrije leventje voorbij is, nu we het verschepen van de auto hebben geregeld en we dus eind oktober in Durban MOETEN zijn. Dus het is opeens weer plannen. Pfff, lange dagen gemaakt met rijden, het land is echt enorm groot, 2/3 van de grootte van Zuid-Afrika, je rijdt nog verder als van Nederland naar Portugal! We hebben wat vaker naar onze muziek geluisterd, omdat er dus niet echt veel te zien is onderweg. Voor de rest hebben we weinig muziek geluisterd, ondanks dat Frank al onze cd’s op een XXXX had gezet, want er is zoveel te zien dat je niet ook nog eens zin hebt om behalve je ogen je oren ook wat te doen te geven.

ZUID-AFRIKA: TERUG NAAR LUXE EN OVERDAAD
LESOTHO: ALLES ANDERS

Hierna de grens naar Zuid-Afrika overgestoken. Dat ging helemaal soepel, in een half uur ofzo. Wat een overgang! Niet alleen in de weg, van een zandweg naar een strakke asfaltweg, maar ook in de omgeving, de mensen, en vooral de voorzieningen. Overal opeens weer luxe supermarkten, niet 1 maar 4 verschillende bij elkaar, winkelcentra waar van alles te koop is, overal geldautomaten, overal restaurants met enorme menukaarten, kortom overal opeens weer alles! Maar ook opeens weer heel veel auto’s en drukte. Pfff, erg wennen allemaal. En dan de eerste camping. Opeens sta je niet meer alleen op een rommel-camping of midden in de natuur in je uppie, maar krijg je een toegewezen, genummerde plaats van beperkte afmetingen en staat de buurman 5 meter verderop naast je! Maar ook weer luxe sanitaire voorzieningen en bij elke kampeerplek een eigen kraantje en braai (bbq). Onze buren, Zuid-Afrikanen (natuurlijk blanken…), kwamen er meteen aan om een praatje te maken. De vrouw bleek van origine uit Nederland te zijn, was 53 jaar geleden naar Zuid-Afrika gekomen. Gezellig een tijdje mee gekletst, want ze vonden het prachtig om ons te ontmoetten. Ze nodigden ons meteen uit om bij het ‘moedvuur’ (leuk woord he, van in de ‘mood’) te komen zitten. We hadden al eerder gemerkt dat de blanke Zuid-Afrikanen het liefst Afrikaans praten. Dat doen ze nu veel meer dan toen wij in Zuid-Afrika waren. Waarschijnlijk om zich daarmee van de zwarten te onderscheiden, waar ze toch niet veel mee op hebben in het algemeen. Die mensen bleken al over de 80 te zijn, maar wat een levenslust zeg, ze leken nog maar net 70. Ze reisden nog heel veel, waren ook drie maanden in Europa wezen rondtoeren.

Hierna zijn we doorgereden naar Durban, omdat daar dus onze auto wordt verscheept. Toen we daar aankwamen, leek het wel of we in Spanje ofzo waren. Overal eettentjes aan het strand met dezelfde snack-troep als bij ons. Ook wel lekker vis natuurlijk. Durban doet erg Amerikaans aan, niet helemaal onze smaak. Veel hoge gebouwen, een strak opgezette wegenplan, maar ook hoe en wat ze aanbieden is erg Amerikaans. Snel maar weer wegwezen dus. Op naar Lesotho! Wel eerst nog even langs de agent geweest die voor ons de verscheping zal regelen. Een vaag gebeuren. We wilden weten wanneer we de auto nou precies naar de haven moesten brengen en dat bleek al een erg moeilijke vraag. Morgen wellicht al? Of anders volgende week vrijdag of zaterdag? We hielden het op het laatste, want wilden graag nog met Beer naar Lesotho. Maar het gaf nou niet echt een vertrouwd gevoel, op iedere vraag die we stelden zochten ze een antwoord, alsof ze er voor de eerste keer mee geconfronteerd werden…Hopelijk zien we Beer nog terug. ;-)

Zandstenen kerk in Lesotho
Man te paard in Lesotho
Maar goed, een zorg voor later, eerst op naar Lesotho dus, een mini-bergstaatje gelegen in Zuid-Afrika, maar een eigen koninkrijk. En zo heel anders dan Zuid-Afrika, werkelijk in ieder opzicht. Ten eerste is het er koud, want het ligt bijna in zijn geheel boven de 1500 meter, maar je komt ook op 3200 meter. De mensen lopen dus met bivakmutsen op, soms helemaal over hun gezicht getrokken – net bankovervallers dus – maar meestal op hun hoofd, met dus een knoebel er bovenop. Verder hebben ze meestal rubber laarzen aan – want het is nu regenseizoen – en vaak hebben ze een mooie, gekleurde deken om. Dat alles in combinatie met de kou en de enorme hoogtes en erg weidse vlaktes, gaf ons steeds het gevoel in Mongolië te zijn, te meer daar de mannen in Lesotho ook vaak te paard zitten.

Dorpje in Lesotho
Hoogste pub in Afrika, Lesotho
We zijn Lesotho – het Dak van Afrika- binnen gereden via de roemruchte Sani-pas, een hele steile, vrij moeilijk (volgens de Lonely Planet alleen te berijden door mensen met ‘very impressive driving skills’ en die heeft Frank inmiddels natuurlijk meer dan genoeg ;-)) begaanbare pas met magnifiek mooie vergezichten. We kwamen aan bij de grens, daar kregen we een stempeltje, zo simpel, en daarnaast was een fraaie lodge, op 2850 meter hoogte. Kkkkoud! Heeeeeeeel koud. Het leek ons wel goed om zo aan het weer in Nederland te wennen. ;-) We hadden vast dezelfde temperatuur als bij jullie. Toch gekampeerd, want met ons dekbedje over kunnen we elke kou aan. Heerlijk geslapen, hoewel het ’s nachts aardig spookte, regen en harde wind.

Lesotho biedt voortdurend schitterende uitzichten, steeds zie je een ansichtkaar t voor je. Helaas niet vast te leggen met de camera, dus maar weer ‘kopfoto’s’ gemaakt zoals onze Zuid-Afrikaanse vriend Lodi het noemde.

Na Sani zijn we naar Butha Buthe gereden, een schitterend rit door het hoog-gebergte. Over een heel klein stukje op de kaart doe je hier, met Afrikaanse wegen én grote hoogtes dus vele haarspeldbochten, uren en uren, je kan je er erg op verkijken. Maar met zulke adembenemende uitzichten steeds, geeft dat niets, is het alleen maar genieten. Het heeft die dag veel geregend – het weer werd steeds Hollandser – en ’s avonds plensde het keihard en enorme onweer. Dus maar niet gekampeerd, een hotel opgezocht, allemaal erg duur hier. We hadden een leuk huisje, een rondavel, helemaal goed. Dachten we…We hadden ons lekker geïnstalleerd op bed met onze e-reader (wat hebben we daar een plezier van gehad zeg!) en hoorden toen een giga-herrie vlak achter ons, de disco zeg maar. Aaaaaaaaaah. Toen maar verhuisd naar een gewone kamer in het hotel zelf. Iedereen was bijzonder vriendelijk, geen moeite werd gespaard om de kamers om te wisselen, en alles met een grote lach. Ik zei maar dat we te oud waren voor die herrie, want ik had het idee dat ze het probleem echt niet begrepen.

Na Butha Buthe zijn we naar de hoofdstad gegaan, Maseru, maar het was helaas zondag en dus geen winkels open waar we een sticker van de vlag van Lesotho konden kopen. Die stickers hebben we nu in ieder land waar we geweest zijn gekocht en op de auto geplakt, behalve van Mozambique, die was nergens te krijgen (te weinig toeristisch…). We zijn steeds toevallig net op zondagen in steden (in Beira, in Maputo en nu dus weer in Maseru). Wel lekker koffie kunnen drinken met een heerlijke muffin. Toen doorgereden naar Roma en vervolgens naar Ramabanta, ook weer een schitterende route door de bergen. In Ramabanta verbleven bij RoseMary, een hele lieve vrouw van wie de lodge was, een vroegere handelspost. Een mooie lodge, opgetrokken uit zandsteen. Omdat we bang waren voor weer regen en onweer, daar geslapen in de ‘backpackers’ kamer, een prima kamer die maar ietsje duurder was dan kamperen. Overigens is het onweer in Lesotho een bezienswaardigheid omdat je zo heel ver kan kijken en de hele hemel wordt verlicht. Letterlijk schitterend!

Me'Eknes voor haar huisje in Lesotho
In Ramabanta nog een stukje gewandeld en daarbij Me’Eknes ontmoet. Tijdje met haar gepraat, ze woonde met haar zoon in haar huisje, de andere kinderen waren naar Maseru verhuisd. Haar man was overleden. Het leek ons dat het ze het niet makkelijk had, maar ze was heel opgewekt en vrolijk. Daarna met een andere vrouw gesproken, Alina. Iedereen wil graag een praatje met je maken en ze zijn heel hartelijk. Alina nodigde ons uit in haar huisje dat vooral gevuld werd met een tweepersoonsbed, en voor de rest potten en pannen en een gasbrander. Ook had ze plastic bloemen staan, die vond ze heel mooi. Toen we vroegen,bij de eerste ontmoeting, ‘how are you’, antwoordde ze: ‘I am fine. I am always fine. You know why?”. Ik zei, nee, waarom. ‘Because Jesus is in me’. Ja, ook hier hebben de missionarissen weer veel werk verricht. Ze vroeg aan mij of ik opnieuw geboren was. Uuuh, wat bedoel je? Of ik gedoopt was dus. Ja zei ik, als baby. Maar dat telde blijkbaar niet. Zij op haar 47 zei ze trots.

We zijn dezelfde weg terug gereden, weer naar Maseru. We hoopten de sticker te kunnen vinden op maandag met de winkels open, maar ze hadden hem nergens helaas. We moeten het dus doen zonder de vlag van Mozambique en Lesotho en inmiddels ook zonder die van Ethiopië en Syrië want die twee stickers zijn er in Valenculos, in Mozambique, door een vandaal afgekrabd. Jammer. maar als dat het enige vandalisme is tijdens de hele reis, en voor de rest geen enkele vorm van misdaad ondervonden, vinden we dat we in onze handen mogen klappen. Dat doen de mensen in Lesotho ook, wanneer je ze een fooitje geeft. Zo leuk, dan klappen ze van verrukking soms in hun handen.

Bloeiende cactussen in Lesotho
Vrouw met deken in Lesotho

De drukste bezigheid in Maseru door jongeren is het wijzen van een parkeerplek aan iedereen. Daar zijn in iedere straat zeker 10 jongens mee bezig. 45% van de mensen is werkeloos, dus wat moet je anders doen?

Via Maseru doorgereden naar Morija, waar we het museum bezochten waar je veel uitleg over de cultuur en geschiedenis van Lesotho zou krijgen. Maar helaas was het erg rommelig opgezet en werden we er niet veel wijzer van. Bovendien ging het weer heel veel over het missionarissenwerk. Maar wel hebben we er geleerd dat ook hier koeien weer heel belangrijk zijn: als bruidsschat, als vergoeding voor als een man vreemd is gegaan (3 koeien) en als hij een maagd heeft verkracht (6 koeien), bij begrafenissen enz. En dat de Lesothianen (??) niet veel van de Boers moeten hebben, die hun van hun land hebben verdreven. En dat er een nauwe relatie is met de Bosjesmannen, van wie je dus nog veel rotsschilderingen kunt vinden in Lesotho. En zo natuurlijk nog wel meer, dus het was toch best een leerzaam museum.

Op de verjaardag van onze Babs – ex (??)-dinofan – hebben wij in Lesotho iets heel toepasselijks gedaan: een dino-trek gemaakt, naar pootafdrukken van een dinosaurus. Die zijn er op verschillende plaatsen in Lesotho, bijzonder.

In heel Lesotho zijn vreselijk veel enorm agaves te vinden, heel apart. Verder is het ook hier weer zo dat de mooiste gebouwen kerken en scholen zijn. Bijna iedereen woont in het ronde hutjes, behalve in de stad natuurlijk. Zoals altijd overal, is een stad zo heel anders dan wat je inde rest van het land ziet. Alles is veel moderner. Ook hoe de mensen gekleed zijn. Je waant je dan echt ergens anders, totdat je de stad uit rijdt. Dan zie je weer koeien- en schapenhoeders, mannen te paard, vrouwen met enorme takkenbossen op hun hoofd aan het sjouwen.

We zijn doorgereden naar Mount Moroosi, waar we in een chalet hebben overnacht. We hadden weer voor de ‘backpackers’optie gekozen, maar ’s avonds kwam er nog een gast –we waren eerst weer eens de enigen – en die ging in de backpackers hut en toen mochten wij voor dezelfde prijs in een chalet slapen, met eigen douche en toilet, lekker luxe. En ook warm water, wat wel heel prettig is bij minder dan 10 graden! Deze Moroosi Chalets lagen in een dal, helemaal in het grote niets, nergens in de buurt een huisje te bekennen. Er was geen electriciteit en daardoor konden we weer eens genieten van een magnifieke sterrenhemel, de laatste van onze reis…Dat denken we nu steeds bij van alles. De laatste keer dit, voor het laatst dat. Ik word er een beetje treurig van, maar het hoort erbij natuurlijk.

De paardjes die je hier ziet zijn vaak wel hele magere, je kan de ribben tellen. Vaak zo zielig, het gaat je door merg en been. Ook als je naar de vermoeide ezeltjes kijkt met veel te zware bepakking. En dan de honden! Overal zijn altijd honden, vooral bij de campings en lodges, die je tegemoet komen. In de hoop wat aandacht te krijgen, want daaraan ontbreekt het hen ten zeerste. Geen mens die ernaar omkijkt. Het is moeilijk te verteren, maar wel te begrijpen. Maar als je ziet hoe blij ze zijn met een aai over hun koppie en je dan met die grote hondenogen smekend blijven aankijken, dan krijg je wel bijna tranen in je ogen. Wat een hondenleven…

Helaas moesten we hierna Lesotho alweer verlaten, omdat we op woensdag 27 oktober weer bij de shipping company in Durban, Voigt, werden verwacht om ons paspoort en het Carnet de Passage in te leveren zodat zij alle papieren in orde zouden kunnen maken. Het laatste stuk door Lesotho, naar Quacha’s Nek, was wel een van de allermooiste trajecten door hoge bergen, dus het was een waardig afscheid van dit schitterende, uniek, landje. We zijn na het passeren van de grens naar een camping in Mount Currie National Park gereden. We hadden in Lesotho op een dag na steeds heel mooi zonnig weer gehad, erg geboft want het was het toch regenseizoen. Maar in Mount Currie was het weer koud en waaide het heel hard toen we aankwamen eind van de middag. Brrr. Er was echter geen andere overnachtingsmogelijkheid. Nou ja, volop B&B’s, lodges en hotels, maar we wilden per se in Beer slapen,want dat zou de allerlaatste mogelijkheid zijn; in Durban verblijven we in een hotel. Dus toch maar het dak omhoog geklapt en zowaar maar IN Beer gaan zitten, een van weinige keren dat we niet gewoon lekker buiten op ons stoelen konden zitten, daarvoor was het echt te koud. Het was er weer zalig stil en midden in weer mooie natuur. Dus ook weer een prima afscheid, een perfecte laatste keer, behalve het weer dan een beetje. Maar zo IN ons Beerke de hele tijd, was het wel een intiem afscheid. ;-) Lekker wat zitten lezen, daarna wat simpels gekookt (Boerenwors!) en met een heerlijk Zuid-Afrikaans wijntje ‘gedineerd’. Dat alles in ons XXS-huisje. Het kan allemaal in onze Beer. Wat een geweldige wagen is dat toch. Hij heeft ons nooit in de steek gelaten, nog niet in de moeilijkste omstandigheden heeft hij het af laten weten. We doen hem nooit meer weg. Hij is part of the family nu, zoals een Duits stel zei die we ontmoetten in Nairobi en een zelfde Landcruiser hadden. Beer heeft het grandioos gedaan. En Frank ook! Alles heeft hij kunnen besturen én bestieren. Hij was de beste reisgezel die ik me zou kunnen wensen. Misschien nóg liever dan thuis zelfs, en nog leuker; erg veel met mijn liefste gelachen, vaak zelfs geschaterd, heerlijk. En altijd even opgewekt en optimistisch.

We vonden Lesotho zowel letterlijk als figuurlijk een hoogtepunt. Een onverwacht toppertje zo op het einde van onze reis. Lesotho heeft zoveel te bieden, het is een vakantie-bestemming op zich zelf. Je kan er pony rijden, heel goed ‘off-road’ rijden als je dat leuk vindt, quad rijden en zelfs skiën! Ja echt, er was zelfs een plek met skiliften. Ik zei toch al dat Lesotho zo heel anders is dan andere Afrikaanse landen?! Ook kan je er fantastisch wandelen, vissen, naar rotsschilderingen van de Bosjesmannen gaan en vooral genieten van de geheel eigen cultuur die de mensen daar hebben en koesteren. En alles nog zo authentiek, nauwelijks door toerisme aangetast.
THE END

Helaas, de show is over. Op het moment dat ik op de kamer een gedeelte van dit verhaal zit te typen (het gaat meestal in etappes), is Frank Beer aan het voorbereiden (niet psychisch hoor…) op de grote overtocht: de inmiddels afgereden banden/wielen vervangen door de nog met goed profiel reservewielen/banden zodat ze die niet kunnen stelen, alles goed vastsjorren, vooral tegen het stelen. En zo is er nog veel te doen vandaag (28 oktober), alvorens Beer morgen naar de haven wordt gereden. Dan zit het avontuur er echt op. Nou ja, avontuur is toch best een groot woord…Sommige mensen noemden ons moedig dat we zo’n reis gingen maken. Anderen zeiden zelfs ons te bewonderen. Hoewel we ons gestreeld voelen en graag het dappere imago op zouden willen houden, moeten we eerlijk zijn: het komt ons geenszins toe ons zo te kwalificeren. Afrika, althans de landen waar wij geweest zijn, is veel gemakkelijker te bereizen (zeker met GPS en Tracks for Africa) en veel comfortabeler dan iedereen, en zelfs wij, denkt, resp. dachten. Op enkele dramatische uitzonderingen na, zijn de wegen prima, de campings en hotels eveneens, het eten lekker en gevarieerd genoeg (hoewel we even geen tomaten en uienprutjes meer hoeven, maar de vitaminepillen hebben we niet hoeven te nemen) en vooral de mensen erg aardig en eerlijk. Alle horrorverhalen van omkooptoestanden lijken ons zwaar overdreven. Wij hebben het niet mee gemaakt, niet een keer. Ja, je wordt in elk land regelmatig aangehouden door de politie, maar vrijwel altijd op een erg vriendelijke, niet macho-manier. Wij hebben hen ook altijd heel respectvol en vriendelijk geantwoord, altijd zonnebril af (ziet er anders toch ook niet uit!) en vrolijk groetend, we denken dat dat geholpen heeft. Maar deze mensen houden je meestal alleen aan omdat ze nieuwsgierig zijn en een praatje willen maken. Ze vragen je rijbewijs, we geven het Nederlandse, nooit het Internationale, en het is allemaal goed. Ze moeten natuurlijk wel iets vragen tenslotte. Maar vaak vragen ze ook alleen maar waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat. Zonder machtsvertoon overigens, dus totaal niet hinderlijk zoals sommige andere ‘overlanders’ het ervaren. Ook nu geldt weer, denken wij, heb begrip voor hun cultuur. Ze willen gewoon even contact met je hebben. Meer zit er niet achter. Werk daar dan opgewekt aan mee, en doe niet meteen chagrijnig of geïrriteerd als je wordt aangehouden. Daar gaat het denken wij, vaak mis. Doe zoals de mensen hier: neem het allemaal zoals het is. En vooral: ‘nicht ärgern, nur wundern’.

Ik kan het niet genoeg zeggen, het is allemaal van een leien dakje gegaan. Het geregel vooraf was veel heftiger dan de reis zelf. Wat een gedoe om het Carnet de Passage (voor het in- en uitvoeren van de auto bij iedere grens) te verkrijgen – vooral de bankgarantie die daarvoor nodig is – en alles uit te zoeken voor de verzekering van de auto (een auto die buiten Europa gaat en al helemaal naar Afrika wil niemand verzekeren!), voor de verzekering van onszelf, alle machtigingen voor de geldzaken te regelen enz. enz. Maar gelukkig waren Frank en ik zowel voorafgaande aan de reis als tijdens de reis een gouden team. Dat mag je ook wel verwachten als je al 26 jaar samen de hele aardbol over reist. En al die ervaring is ons nu goed van pas gekomen. Veel mensen zien Afrika als ‘donker’, maar wij voelen ons er vertrouwd. We hebben zoveel in Afrika gereisd, dat we veel kennen en begrijpen wat voor anderen heel ongewoon is. Dat heeft het voor ons ook gemakkelijker gemaakt denken we.

We willen jullie erg bedanken voor alle lieve emails en sms’en die we hebben gekregen op onze email betreffende onze thuiskomst. Hartverwarmend is het te lezen hoe graag jullie ons weer terugzien. Dat doet ons erg goed en maakt het dat we er steeds meer klaar voor zijn Afrika te verlaten. Maar het zal met pijn in ons hart zijn. Sommigen van jullie haalden het al aan, dat het wel wennen zal zijn voor ons dadelijk. Dat vrees ik ook wel, wennen in werkelijk alle opzichten. Ik ben er wel een beetje huiverig voor, maar het zal vast sneller gaan dan we nu denken.

Veel liefs en tot snel,

Frank en Stina

P.s. Inderdaad, heel goed Jan en Fransje, het was hutspot (of peeën en juinen stamp zoals ze in Brabant geloof ik zeggen, ben ook maar import-Brabo) dat ik het meeste gekookt heb. Wel zonder spekjes of worst, maar toch hebben we er steeds van gesmuld.

maandag 18 oktober 2010

Malawi: Schotse hooglanden, Caribische sferen, maar heel puur Afrika

Wow. We zitten nu in Mozambique en hoe anders is dit land dan alle andere Afrikaanse landen. Veel hipper, veel moderner. We waren in Beira en daar leek het wel Miami Beach, vooral ’s avonds! Zeer schaars geklede knappe dames, ik keek mijn ogen uit. En Frank nog veel meer ;-) Boulevards, flaneren, terrassen, het is er allemaal.

Maar goed, eerst Malawi, want daar hebben we hiervoor doorheen getoerd. Christel, maak je borst maar nat, er komt weer een heel verhaal…;-) Onder het motto, wij druk (ahum), jullie druk.

Malawi is een heel lieflijk, idyllisch, vriendelijk land. Als je er niet woont tenminste, want hier is de armoede nog groter dan in de andere landen waar we geweest zijn, een van de allerarmste landen: 65% van de bevolking verdient minder dan een dollar (0,70 Euro) per dag! En de levensverwachting is 43 jaar! Weer voelen we ons erg oud. En vooral heel erg bevoorrecht…

De start in Malawi was voor ons niet best, want voor de eerste keer hebben we ons gigantisch laten oplichten! En aangezien een gewaarschuwd mens voor twee telt, waren we met ons vieren en tuinden er notabene nog in. In de grote wisseltruc aan de grens. Aan iedere grens wisselen we de valuta van het ene land in de valuta van het nieuw te bezoeken land. Natuurlijk heb je dan koersverlies, maar dat is logisch, de wisselaar moet tenslotte ook wat verdienen. Voor de grens renden de Tanzaniaanse wisselaars al naar ons toe en wij hadden nog 50 Euro aan Tanzaniaanse shillings. Ze telden de nieuwe valuta, Malawi kwatcha, voor ons neus uit en het leek te kloppen. We keken er beiden na en gingen allebei akkoord. Maar ze hadden de biljetten dubbel geteld, dus we kregen maar de helft! We waren helemaal verbijsterd dat we het allebei niet hadden gezien, terwijl ze het geld onder ons neus uittelden. Nog steeds kunnen we er niet over uit dat we erin getuind zijn. We waren zo goed voorbereid dat ze ons op zouden lichten, dus we waren er helemaal klaar voor, en nog is het ook ons overkomen. Die mensen hebben in twee minuten een maandsalaris verdiend.

We zijn in Malawi eerst naar Chitimba Beach gereden. Daar moest een hele leuke campsite zijn, hadden we gehoord, maar er stonden van die grote overland-trucks en dat vinden wij niks. Groepen… aaaah. Na twee dagen dus weer weg gegaan, het was niks voor ons. Prachtig strand, op zich een leuke tent (van een Nederlanders inmiddels nog wel), maar veel te veel mensen.

Livingstonia
Daarna zijn we naar Livingstonia gereden, hoog gelegen, te bereiken via een enorme slingerweg, een uitdaging met Beer. Een prachtig koloniaal plaatsje met allemaal fraaie stenen huizen, heel bijzonder. Maar toen we navraag deden wie daar in woonden, bleken dat alleen maar mensen te zijn die voor de regering werkten, de gewone man woonde gewoon weer in ‘mudhuts’, ook hier. Het was een heel prettig plaatsje, met een speciale sfeer, geen toerist te bekennen. We hebben daar gekampeerd naast het enige hotel dat er was, met drie kamers die bezet waren door 12 Schotse vrijwilligers die daar een brug en weeshuizen aan het bouwen waren. Bewonderingswaardig, maar je vraagt je altijd af waarom de lokalen die brug en weeshuizen niet zelf kunnen bouwen… Zij hangen zelf maar wat rond… En het merendeel van deze Schotten was notabene boven de 60 jaar en die deden dus in die hitte dat zware bouwwerk. Een van deze Schotten vertelde ons dat er in heel Malawi geen diesel te krijgen was. Daar schrokken we toch wel een beetje van. Gelukkig is Malawi niet heel erg groot en onze tank - die we net in Tanzania helemaal had volgetankt omdat de diesel daar goedkoper is – wel heel groot, dus we rekenden uit dat we de grens van Mozambique net zouden moeten halen, maar dan wel zonder een aantal plaatsen aan te doen die we wel graag wilden zien, maar dat zou te veel omweg worden. Bij de eerst volgende plaats hebben we meteen diesel op de zwarte markt gekocht, voor bijna de dubbele prijs, maar dan konden we toch wat extra plaatsen bezoeken. Later bleek dat er best wel diesel te krijgen was, niet altijd, maar vaak genoeg, dus paniek om niks.
Er wordt veel gezeten in Afrika
Stoelkussentje laten repareren

Vanuit Livingstonia zijn we naar een hele leuke campsite gegaan bij Rumphi, Mathunka Eco-Tourism, een community project van notabene een Nederlands echtpaar. Die hebben daar een heel complex opgezet, met opvang van wezen die daar te eten krijgen maar bij familie in de omliggende dorpen wonen, een school, een buurthuis, een kerk en nog veel meer. Het zag er allemaal erg indrukwekkend uit, ze hadden het heel degelijk opgezet. We hebben daar gesproken met een jong Nederlands stel dat vrijwilligerswerk deed, maar zoals altijd, viel het hun ook weer erg tegen wat ze wisten te bereiken met al hun inspanningen. Het beklijft maar zelden… Ze vertelden ook dat het Nederlandse echtpaar dat het complex had opgezet, daar vijftien jaar mee bezig is geweest, maar toch inmiddels ook wel wat moedeloos werden van de bereikte resultaten die wel erg tegenvallen. Het cultuur verschil is te groot. Om maar een ding te noemen: “relaties zijn belangrijker dan waarheid”. Ik heb het al zo vaak gezegd, hoe moet je hier ‘ontwikkelingswerk’ (= meestal Verwesteringswerk) doen als de waarden en normen zo anders zijn als bij ons…

Ik had daar nog een interessant gesprek met een Malawiaanse man. Hij was in Nederland geweest en zei dat wij zo lui waren. Uuuh, pardon, zei ik grinnekend. Hij legde het uit: als jullie uit de trein moeten stappen, dan komt er een trapje tevoorschijn zodat je niet zo diep hoeft af te stappen. Dat vond hij het summum van lui. Zo zie je maar weer hoe iedereen met andere ogen waarneemt en oordeelt, ha, ha. Ook vond hij ons inefficiënt! Leg uit, leg uit vroeg ik. Nou, dat deed hij graag: als er in de bus maar een persoon zit, rijdt die gewoon weg! Hier vertrekken ze pas als de hele bus propvol zit. Hij had zich echt verbaasd dat een bus met maar een passagier toch vertrekt. Dat kon toch nooit rendabel zijn.

Nachtsafari in Nyika National Park
Nyika National Park
Hierna zijn we naar het Nyika National Park gegaan, waar je je werkelijk in de Schotse hooglanden waant. Zo groen, zo glooiend, echt schitterend. Hier zijn allerlei antilopen en ook zebra’s te zien en men had ons gezegd dat je er ook… luipaarden kon zien! We konden het nauwelijks geloven, maar het was waar: we hebben er een nachtsafari gedaan, van 18.00 tot 21.00 uur en hebben heel goed een luipaard gezien. En verder ook meerdere uilen en twee civet-katten, prachtig! Ongelooflijk hoe goed die chauffeur/gids alles kon spotten. Er scheen een andere man met een spotlight in het rond en dan zag die chauffeur/gids gewoon opeens die dieren. Natuurlijk nog wel veel meer, maar minder indrukwekkend. Al met al was het een hele geslaagde safari-trip, en dat notabene in Malawi, dat zou je toch niet verwachten.

Wat ook heel leuk is aan Nyika is dat je er kan wandelen (en fietsen/vissen), weer eens wat anders dan rondtoeren. Dat hebben we ’s ochtends gedaan en als je dan zo’n hele grote antiloop van dichtbij ziet, is dat toch ook erg indrukwekkend, veel indrukwekkender als dat je er langs rijdt. Dan vind je die antilopen eigenlijk altijd maar gewoon, hoe fraai die dieren ook zijn.

In Nyaka waren alleen wel veel houten bruggetjes met spijkers die ver uitstaken. Resultaat: lekke band. Tweede op de hele reis, dus we klagen niet. Er was op de campsite nog een groep Duitsers gearriveerd en iedereen wees ons zorgelijk op de lekke band. Frank deed heel nonchalant, die repareerde hij vanmiddag wel. Het was binnen een uurtje gepiept! Tot verbazing van de lokale ‘hulp’ (gereedschap aangeven in de hoop om een fooitje te krijgen, wat we natuurlijk doen) verving Frank de band niet, maar repareerde hij die. Hij geloofde er niet in en keek de volgende ochtend meteen hoe het met de band stond. Nog steeds in orde dus!

Om op te eten zoals Fenny schreef
En maar sjouwen
Onderweg zie je altijd overal kinderen in een schooluniform. Niet dat er altijd school is, maar ze hebben vaak geen andere kleding. In plaats van met een boekentas, sjouwen ze met hout of water op hun hoofd. Een moeder met een kindje dat nog maar net kon lopen, zag ik ook beiden met een takkenbos(je) op het hoofd. Dan vraag ik me af, hoe zou dat gaan? Kom kind, we gaan hout halen, gezellig. Net als bij ons een moeder tegen haar kind zegt: kom kind, we gaan naar de bibliotheek.

Nkhata Bay
Vissers op hun net in Nkhata Bay
Na het prachtige natuurpark zijn we naar Nkhata Bay gegaan, dat moest heel leuk zijn voor de stranden. Weliswaar fraai gelegen aan een mooie baai, vonden wij er niet veel aan. We konden ook geen leuke plek vinden om te overnachten, daar kwam het wellicht ook door. Uiteindelijk naast een sjiek, maar volkomen leeg, hotel op het strand gekampeerd. Dat was op zich wel een leuke plek, omdat het niet een afgesloten campsite was, zoals op de andere plaatsen, en je zo het leven aldaar kon gadeslaan. Toch maar weer snel vertrokken, naar het Viphya Plateau, aan ander schitterend natuurgebied. Ook weer lekker gewandeld. Alhoewel? Het was eens een keer niet heuvelachtig, dus ik liep op slippertjes, maar ja, zoals we vaak zeggen, het is in Afrika altijd wat! Deze keer waren het dus de mieren, die langs mijn benen omhoog klommen en flink beten. Uiteindelijk mijn broek uitgedaan – Frank was zo slim dat te gebieden – en daar stond ik in mijn onderbroek met die bijtende mieren op mijn voeten en benen. Aaah. Maar de schoonmaakactie had geholpen gelukkig. Wij kampeerden bij een erg leuke lodge, zo’n lodge waar je wel een week zou willen blijven om lekker te relaxen en te wandelen. Er was ook een fraaie tuin omheen, leuke zitjes, en een open haard en die was wel nodig daar, want het Plateau was hoog gelegen dus ’s nachts werd het er koud.

Hierna weer naar de ‘kust’ gegaan. Doordat het enorme Malawi- meer altijd in de buurt is, kan je altijd overal naar het ‘strand’, een apart gevoel. We hebben gekampeerd bij de Nkhotakota Pottery Lodge, een mooie campsite, alles erg goed verzorgd. Omdat ze daar dus serviesgoed en tegeltjes maken, was zelfs op de campsite de douche en toilet heel fraai betegeld, evenals de wasbak. We kwamen daar een Nederlands stel tegen, Elly en Eric, die zes weken aan het fietsen waren door Malawi. Hele gezellige mensen. Als je zo reist, ontmoet je veel mensen en zou je met gemak je vriendenkring kunnen uitbreiden. Maar daar hebben we niet echt behoefte aan, hoe leuk die mensen vaak ook zijn. Eric was onder de indruk van onze Beer en wilde hem wel een keer huren. Wie weet.

Wassen in Lake Malawi
Het Malawi-meer ziet er schitterend en erg aantrekkelijk uit, maar heeft helaas een nadeel: je kan bilharzia oplopen…we waagden ons er dus niet in. Als enigen overigens, iedereen zwemt erin. En de lokalen wassen zich erin, drinken eruit, wassen hun kleding, potten en pannen erin. Toen we aan een Ierse arts vroegen hoe ernstig het risico van bilharzia is, zei ze dat er een serieus risico is maar ook dat ze er zelf wel in zwom. Je kan je namelijk wel laten testen en als die positief is, zijn er pilletjes tegen.
Waterpompen is leuk
Hier in Malawi zijn er veel meer stenen huizen dan in Kenia en Tanzania en Ethiopië, opvallend. Je ziet ook heel veel nieuwe waterpompen hier, alsof er een project is geweest dat het hele land van waterpompen heeft voorzien.

Na Nkhotakota zijn we naar de hoofdstad gegaan, Lilongwe, om de reisagent te bezoeken. Die bleek een mooi kantoor te hebben, zag er erg netjes, niet Afrikaans, uit. Er bleek net een Nederlands meisje te werken, Nicole. Lekker handig met de reisvoorstellen en het overleggen. Ook kunnen ze tegenwoordig self-drives organiseren, met auto’s uit hun eigen wagenpark. En zelf rijden is in Malawi echt wel goed te doen als je niet te bang bent aangelegd en goede rijervaring hebt.

In Lilongwe togen we weer enthousiast naar de supermarkt, in de hoop weer wat ‘luxe’ spullen te kunnen krijgen, zoals pastasaus of zo. Ze hadden er best een en ander, maar ontzettend duur, onbetaalbaar. Dus niet veel gekocht. Lilongwe is maar een suf stadje, er is weinig te doen.

Na Lilongwe zijn we naar Dedza gereden, mooi gelegen, omringd door bergen. Bij de tweede Pottery Lodge verbleven, wederom een mooie campsite.

Via Mua zijn we naar Cape Maclear gereden, de populairste badplaats van Malawi. In Mua hebben we een schitterend museum bezocht, met heel veel uitgebreide informatie over de drie belangrijkste bevolkingsgroepen van Malawi. Er waren enorm veel foto’s van allerlei rituelen, zoals van besnijdenissen. Er werd ook veel getoond over de benaderingen van deze groepen van hun traditionele geloof. Het was indrukwekkend, maar helaas een beetje te veel informatie waardoor je de bomen door het bos niet meer zag. Er waren drie ruimtes en een ruimte stond vol met allerlei maskers die de Chewa, de grootste bevolkingsgroep van Malawi, dragen bij allerlei gelegenheden, bijvoorbeeld om een politieke issue aan de orde te stellen, maar ook om je te leren je tanden te poetsen (een masker met een dierenbek met heel veel tanden) of bij begrafenisrituelen en er was zelfs een masker van de Paus. Er waren er echt wel honderden, onvoorstelbaar veel, en die worden allemaal gebruikt.Het was zo’n museum waar je wel een week zou kunnen doorbrengen en dan nog niet alles had gelezen en gezien. Zeer zeker de moeite waard, het leert je erg veel.

In Cape Maclear kwamen we weer een andere weldoener tegen, een Nederlandse man die op woensdag- en vrijdagavonden kinderfilmps vertoont in het dorp. Erg populair zei hij trots. Dat geloofden we graag, want er is nooit ergens ook maar iets te doen. Het is pikkedonker en de mensen zitten wat bij elkaar en dat is het dan. En dan is er film! Geweldig natuurlijk. Al waren het reclamespotjes, dan nog zou het hele dorp uitlopen uiteraard.

Onze kampeerplek in Cape Maclear
Cape Maclear is populair en dus best druk. Weer te druk voor ons rustzoekers… en dus gingen we naar de verst weg gelegen campsite, waar geen hond (Belgen zeggen ‘geen kat’, zo grappig) was. Daar stonden we dus weer lekker alleen, op een mooi strandje aan het meer, met achter ons rotsen. Een prachtplek! Toen Frank iets wilde weggooien in zowaar een vuilniston (die is nooit ergens te bekennen), kwam hij enigszins onthutst terug. Er zat onderin een enorme leguaan! Een mooi beest maar ja, je verwacht het niet hé? Helaas voelde ik me ’s avonds opeens erg onwel: overal spierpijn, hoofdpijn, en vreselijk moe. Toen het de volgende ochtend erger leek, besloten we toch maar eerst naar een ziekenhuis te gaan. Normaal zou je dat bij zulke klachten natuurlijk nooit doen, maar we hadden een Nederlands vrouw gesproken in Tanzania met exact dezelfde klachten en toen bleek het malaria te zijn! En in dit toeristische plaatsje was tenminste een goed ziekenhuis, gerund door een Nederlander, met Ierse artsen. Frank had vervoer geregeld: we voeren er op een uitgeholde boomstam naartoe. Balancerend op de rand van die boomstam, ik voelde me net Hiawata. Wel leuk, want zo kon je mooi het leven aan de waterkant gadeslaan dat langzaam aan ons voorbij gleed. Halverwege ging de bootsman naar de kant, er kwam te veel water de boot (boomstam) binnen… geen nood, andere boomstam geregeld, verder gevaren. Toen nog een eindje naar het ziekenhuis gelopen en daar mijn klachten verteld. De Ierse arts zei dat ze een malariatest zou doen, maar dat die eigenlijk niks zegt, die kan nu negatief zijn en morgen positief! Nooit geweten. Het is een momentopname en alleen als die positief is, weet je zeker dat je malaria hebt, maar als die negatief is, weet je eigenlijk nog niks. Bij mij was die negatief, maar ze schreef toch meteen medicijnen tegen malaria voor. Die heb ik drie dagen lang moeten innemen en na die drie dagen werd het al heel langzaam beter. Eerst ging de hoofdpijn weg, toen de ergste spierpijn en heel, heel langzaam ook de vermoeidheid, hoewel die er nog steeds een beetje is. Wel een grote teleurstelling dat je ondanks alle voorzorgsmaatregelen – slikken van profylaxe, lange broek en mouwen bij schemer aantrekken, inspuiten met Deet, de auto inspuiten met anti-mugmiddel – tóch nog malaria oploopt. Maar door het slikken van de profylaxe zijn de symptomen wel veel minder dan als je dat niet zou slikken.

We zijn toen verhuisd naar een leuke lodge, Tuck Away, om het wat comfortabeler te hebben want ik voelde me toch wel erg belabberd. Bijna alle lodges in Cape Maclear liggen in het dorp, dat is wel erg leuk. Aan de ene kant heb je dus het meer, maar als je de lodge uitloopt, sta je meteen middenin het dorp, waar alles er nog heel traditioneel aan toegaat. Er was wel ook een echt leuke pub, je waande je gewoon weer in Breda of zo, apart gevoel.

Liwonde National Park
Na Cape Maclear zijn we naar het beroemdste wildpark van Malawi gegaan, Liwonde. Een leuk park, waar een rivier doorheen stroomt, waarop je een bootsafari kan maken. Daar zijn veel olifanten te vinden. Voor de rest allerlei antilopen gezien, nijlpaarden, en warthogs. Andere mensen die we spraken hadden ook een neushoorn en zebra’s gezien, wij helaas niet, we hadden wel erg graag weer eens een neushoorn gezien want dat is op heel deze reis niet gelukt.

Voordat we Liwonde inreden, verbleven we in een wat armetierig maar erg goedkoop hotel (bijna net zo goedkoop als kamperen). En daar ontmoetten we voor de derde keer deze reis dezelfde Indische jongen. Zo grappig! De eerste keer kwamen we hem tegen in Masai Mara in Kenia, de tweede keer in Mkuzi in Malawi toen we zaten te lunchen – ken ik jou niet ergens van vroeg hij aan me waarop ik hem al bijna geïrriteerd weg wilde sturen, was dat soort vragen even zat, ha, ha – en nu dus weer! Ongelooflijk. Frank heeft de avond met hem doorgebracht, want ik ging vroeg naar bed, nog steeds beroerd toen.

Onze keuken zonder magnetron helaas

Na Liwonde zijn we naar het Zomba Plateau gereden, groen, bergachtig, magnifiek! Daar overnacht bij een Trout Farm. We konden daar gebruik maken van de keuken, maar aangezien er geen magnetron was (zie foto) hebben we dat maar niet gedaan. ;-) Toch heel lekker gekookt, in Beer dus maar gewoon (onze Coleman brander is kapot, dus we moeten nu steeds binnen koken, gaat ook prima): een zalige steak, spinazie (uit blik, nog nooit van ons leven op, maar smaakte heerlijk) en aardappels. Aardappels zijn werkelijk overal, in alle landen waar we geweest zijn, te koop. Wie had dat gedacht! En hier in Malawi zijn er zelfs zalige krieltjes, dat is helemaal genieten. Ook is hier erg veel fruit: bramen, blauwe én gele (nog nooit gezien, mierzoet, erg lekker), appels, en zelfs aardbeien. Het lijkt wel Luilekkerland ;-) Die worden dan door iedereen aangeboden, achter de auto aan rennend met van die smekende ogen, waardoor je natuurlijk weer te veel koopt…

Zomba Plateau (1)
Zomba Plateau (2)

Er was daar ook een grote familie Indiërs die ons zakken chips en broodjes gaven toen ze weg wilden gaan. Zo lief! Ze deelden van alles aan ons uit. Je vraagt je dan wel af waarom ze het aan ons gaven en niet aan de mensen daar. Waarom aan ons die toch al alles kunnen kopen wat ons hartje begeert. De volgende dag hebben wij toen weer een en ander aan de mensen daar weg gegeven…

We kwamen nog een Nederlands meisje tegen bij Liwonde die ook al weer vrijwilligerswerk deed, in een sloppenwijk bij Zomba. Je krijgt wel eens het idee dat al deze landen bijeen gehouden worden door vrijwilligers en NGO’s (hulporganisaties). Van NGO’s is het ook werkelijk vergeven. We komen er velen tegen waar we nog nooit van gehoord hebben. In sommige plaatsen, meestal de prettigste, zitten ze dan allemaal bij elkaar. In Ethiopië vergeten we nooit meer een straat in Awassa, waar de ene NGO naast de andere zit. Wat te doen vraag je je wel eens af. Waarom zoveel? Het was een leuk, enthousiast meisje, deze vrijwilligster. Ze vertelde dat ze probeerde de onderwijzeressen bij te brengen dat ze de kinderen niet alleen rijtjes moet laten opdreunen (1, 2, 3, 4, enz. en A, B, C, D), maar dat ze moet leren wat dat getal en die letter betekent, want nu weten de kinderen niet eens wat er na 5 komt als je hun dat vraagt. Ze kunnen alleen het hele rijtje opdreunen, zonder de betekenis te weten dus.

We kwamen ook een Nederlandse vrouw tegen op de fiets, die nu in Zuid-Afrika woont. Zij kon eigenlijk niet geloven dat de mensen in Malawi zo arm zijn en dat zo velen te weinig te eten hebben. Ze zag er niks van. We zaten op een leuk terras in Zomba, een fraai plaatsje… Maar ja, hoe zie je honger?? Behalve aan de dikke buikjes van de kinderen en aan de spillebenen van de mannen, vaak dunner dan mijn armen…

En mensen hier nemen het leven zoals het is en lachen veel meer dan bij ons. Ze klagen niet, maar verbeteren ook niks. Zal dat soms samenhangen? Wij klagen wat af, willen het altijd beter hebben, maar werken er ook voor om dat te bereiken. Hier doen ze dat niet, maar klagen ook niet. Je ziet ze een slecht, rottig weggetje aflopen naar hun hutje, balancerend om niet te vallen, met ook nog een vracht op hun hoofd, enorme takkenbossen vaak. Maar ze zullen nooit eens bedenken om daar een trapje te maken om het zich makkelijker te maken.

Geen ongewoon beeld in Afrika

Sjouwers zijn het wel. Ongelooflijk met welke zware vrachten hier mensen allemaal lopen, steile hellingen oplopend, het maakt allemaal niet uit. Sowieso zie je ze altijd wel wat dragen: een houweel, een schop, ander gereedschap. Soms allemaal achter elkaar lopen, met allemaal wel iets in de hand over de schouder, net de Zeven Dwergen van Sneeuwwitje. Alleen is het alles behalve een sprookje in mijn ogen… maar zij kunnen vrolijk kletsend de vracht sjouwend de helling opsjokken. Soms ook niet. Dan zie je ze zwoegen, zweet op het voorhoofd. Dan rijden wij voorbij, als een van hele weinige auto’s, want die zie je hier echt nauwelijks, en dan geneer je je toch. Zij springen dan ook nog vaak de berm in, met vracht en al, want een auto blijft toch iets engs en gezien het aantal ongelukken hier, is dat een reëel gevoel. Het is onvoorstelbaar wat hier allemaal in de berm belandt en vooral in welke toestand! (Zie foto).

Vanaf Zomba zijn we naar de grootste stad van Malawi, Blantyre, het commerciële centrum gereden. Echt een drukke stad met veel grote bedrijven. Veel groter dan de hoofdstad Lilongwe. We hebben daar in een best wel sjiek restaurant, Grill 21 on Hannover, heerlijk gegeten. We wisten niet dat het zo’n sjieke tent was, waren helemaal verbaasd toen we er binnen stapten. Er waren, zoals gewoonlijk, vooral expats en Indiërs.

Na Blantyre zijn we naar Mulanje gereden, het hoogste berggebied van Malawi waar ook de thee- en koffieplantages zijn te vinden. Knallend groen, die theeplantages.
Mulanje Mountains

Wij vonden Malawi een prachtig land dat veel te bieden heeft: je kunt er heerlijk wandelen, overal kan je naar het strand toe, je kan snorkelen en duiken in het Malawi meer op comfortabele wijze (zoet water, geen golfslag!), kajakken, er zijn leuke plaatsjes, de wildparken zijn natuurlijk minder indrukwekkend dan in Kenia en Tanzania maar zeer de moeite waard, de afstanden zijn kort, ook wel eens lekker, er zijn erg leuke hotels overal. We zouden er zo weer naartoe gaan, maar ja, dat geldt voor zoveel landen. Maar voorlopig gaan we eerst naar…HUIS! De kogel is door de kerk, we gaan niet terugrijden, Beer wordt verscheept vanaf Durban en wij vliegen met Emirates terug begin november. We zien er erg naar uit jullie weer te zien, maar oooh, wat zullen we dit alles missen. Al die vrijheid, al dat moois, al die leuke ontmoetingen, altijd mooi weer, al die indrukken, iedere dag weer smullen. We moeten nu al wennen dat we moeten gaan PLANNEN – voor het eerst deze reis! – om op tijd in Durban aan te komen. En dat we dingen moeten regelen, zoals het kontrakt voor de verscheping en de vliegtickets. Regelen, plannen, aaaaaaaaaah. Dat doet al afbreuk aan de vrijheid. Het voelt al als dat het een beetje over is. Je zou willen dat het eeuwig duurde. Maar thuis wacht gelukkig ook weer veel moois. En als we dan over een maandje voor de open haard zitten, dan zeggen we tegen elkaar: weet je nog wat we vorige maand deden: toen liepen we in de stralende zon op het strand in Mozambique. De reis was nog mooier dan we gehoopt hadden. Het leek wel een lange, onvoorstelbare mooie film door alle beelden die steeds voorbij kwamen (en gelukkig voorlopig nog!). Wat is Nederland dan toch saai. Hier zie je werkelijk continue wat: langs de kant van de weg houden ze een kip omhoog, of een garnaal, of een zak cashewnoten, of wat voor koopwaar dan ook. Altijd lopen er mensen langs de weg, of winkeltjes langs de weg, of markten, of vrouwen die iets aan het maken zijn, altijd heb je wat te bekijken.

Het was ook iedere dag weer Rozegeur en Maneschijn. Dat klinkt onwaarschijnlijk en hadden we zelf ook niet verwacht – we hadden wel wat strubbelingen, toestanden en tegenslagen ingecalculeerd – maar het is toch echt zo. Ook tussen ons samen (zitten jullie nog? ;-)). Iedere dag, ieder uur, op misschien drie of vier keer hoge irritaties na en dat vinden we toch echt weinig, gezien de vele bijzondere situaties en omstandigheden waarin we hebben verkeerd. We zijn tot de conclusie gekomen dat je eigenlijk maar één ding nodig hebt: een positieve instelling. En dat hebben we allebei en dat helpt in heel veel situaties enorm. En respect voor de andere cultuur, dat is ook heel belangrijk. En vooral ook een flinke berg humor. En natuurlijk al die andere karaktereigenschappen die vaak genoemd worden: een flexibele instelling, gepast (maar zeker niet te veel!) wantrouwen, creativiteit, doorzettingsvermogen, veel energie, tegen onzekerheden kunnen (je weet bijvoorbeeld nooit ’s ochtends als je vertrekt waar je ’s avonds komt te slapen) en niet te bang zijn. Er is ook weinig om bang voor te zijn (behalve spinnen natuurlijk ;-)). En er is zooooooooooooo ontzettend veel om van te genieten. Iedere dag, bijna ieder uur, weer. Wat een feest, wat een feest. Jullie begrijpen het al. De proefrit (;-)) is goed, heel goed bevallen. Op naar het echte avontuur. ;-) Maar eerst op naar het volgende feest: Sinterklaas. ;-)

En eerst weer lekker aan het werk. Ook leuk, heel leuk gelukkig!

Tot snel!

Liefs,

Boss Frank en Mama Stina (zo worden we hier aangesproken, bevalt Frank wel goed, mij wat minder ;-))

P.s. Lieve Reigers, dank voor jullie groeten, wij missen jullie ook! We komen eraan.

De laatste kilometers

vrijdag 8 oktober 2010

Twee toch wel hachelijke avonturen, strand en weer veel beessies

We lopen steeds een land achter met ons verslag…;-) Sinds gisteren, 16 september, zijn we in Malawi, maar we hebben nog niks geschreven over onze pracht tijd (op 2 momenten na!) in Tanzania. Dat ga ik nu dus nog maar eens doen, zittend aan de bar van de Chitimba campsite in het noorden van Malawi, met uitzicht op het goudgele strand en het schitterend blauwe Malawi-meer dat wel een zee lijkt, je ziet de einder niet. Ook hier is het weer schitterend. Wij komen wel op heel veel idyllische plaatsen, allemaal erg verschillend maar altijd zo ontzettend mooi dat je denkt, hier wil ik wel blijven…Maar nee, andere plaatsen lokken ook, en we zijn toch meer nomaden, steeds nieuwsgierig naar weer die volgende pracht plek.

Ontbijt met fraai uitzicht
Meekijken met ome Frank
Vanaf Diani Beach aan de oostkust van Kenia zijn we over een goede weg naar de grens van Tanzania gereden – een soepele grensovergang – en van daar over een vreselijk slechte weg naar Pangani, waar we een heerlijk verblijf hadden op de Peponi campsite met de beste douche van allemaal. Wat was dat genieten zeg: een hele krachtige straal, veel water (en niet zout!) en warm! En dat warme is toch echt lekker, want ’s avonds koelt het enorm af. Hoe ze dat warme water regelen is wel grappig maar ook wat genant: van 18.00 tot 20.00 uur stoken jongens buiten een vuurtje onder de watersilo. Het voelt nogal koloniaals aan dat ze dat voor die kinderachtige blanken doen, die blijkbaar warm water nodig hebben om zich te wassen, want warm water is in hun gemeenschap alleen voor babies vertelden andere Tanzianen ons een keer. Toen wij zeiden dat we graag warm water wilden voor het douchen, vroeg hij oprecht verbaasd: Are you afraid of cold water? Hi, hi.


Helaas waaide het er ’s avonds heel erg, het was bijna storm, dus er was niet echt sprake van lekker buiten zitten. We moeten er wel eens om lachen, er is altijd (nou ja, gelukkig lang niet altijd) wel wat ’s avonds: of er komen enorme sprinkhanen (die kwamen op het kampvuur af notabene, die je nou juist aanmaakt om beesten weg te houden!), of vleermuizen, of kakkerlakken, of mieren (in giga aantallen), of dus harde wind. Dan gaan we dus maar naar bed, dat is gelukkig altijd goed, ha, ha. We slapen nog steeds iedere nacht als rozen.

Wat ons meteen opviel in Tanzania is dat de mensen hier veel minder goedlachs zijn dan in Kenia. Ze zijn veel serieuzer, je zou ook kunnen zeggen wat somberder. Je wordt niet heel enthousiast begroet met Karibu en Jambo zoals in Kenia. Het is allemaal wel vriendelijk en correct, maar wat ingetogen. Echt heel anders dan in Kenia.

Hop, hop, hop, er kan nog meer op
Opeens verlies je dan een bumper

Vanuit Pangani zijn we naar Selous National Park gegaan. Er was ons aangeraden via Dar es Salaam te rijden, maar we waren eigenwijs, we hadden geen zin om de hoofdstad te bezoeken en het leek ons korter via Morogoro. Dat was op zich ook zo, maar het bleek niet handig zijn om van die andere kant het park binnen te komen. Dat wisten we toen nog niet. We reden eerst over een prima asfaltweg, daarna over een onverharde weg langs de bergen, een magnifiek mooie weg door allerlei afgelegen dorpen/nederzettingen. Het lijkt dan net of je in Droomvlucht van de Efteling zit, steeds doemen er nieuwe, prachtige taferelen voor je op, achter elkaar door, en dat vier uur lang! Wederom hebben we ons verbaasd over de onmogelijke prestaties van de mensen hier: we zagen een man op een fiets zeker ca. 60 bakstenen vervoeren, los opgestapeld in/op het frame en de bagagedrager! Het blijft ongelooflijk wat mensen hier op een fiets weten te vervoeren (zie ook foto). Maar tegelijkertijd verbazen we ons erover dat ze nooit eens schijnen na te denken hoe ze bepaalde werkzaamheden makkelijker zouden kunnen verrichten. Waarom bouwt zo iemand bijvoorbeeld geen kruiwagen? Het lijkt er vaak op dat ze van alles doen, gestaag doorgaan op een manier die wij niet zouden volhouden – bijvoorbeeld een behoorlijk steile helling met enorme zware vrachten op hun rug en hoofd sjouwend opsjokkend -, maar dat ze nooit nadenken hoe het handiger/sneller/efficiënter (Westerse tik natuurlijk!) zou kunnen. Je hoort ze er trouwens ook nooit over klagen of zeuren. Hier horen we nooit dat mensen het zo zwaar hebben en zo weinig geld hebben (zoals we in West-Afrika wel vaak werden verteld). Het lijkt of ze het gewoon allemaal nemen zoals het is. Alles, het hele leven. En alles natuurlijk altijd pole-pole (langzaam). Dat roepen ze ook graag naar ons. Naast Karibu (welkom), krijgen we dat misschien wel het meeste te horen. Het is hun levensmotto zo lijkt het wel. We zien ze werkelijk nooit, maar dan ook nooit, iets snel doen. Als ze een straatje vegen, schieten we wel eens de lach over hoe dat gaat. Met een piepklein bezempje rustig, heel rustig, van links naar rechts zwaaiend. Wat wij in vijf minuten klaar zouden hebben, doen zij rustig een half uur over. De andere kant is, dat ook niks ze te veel is MITS je het hun vraagt. Wat je vraagt, dan doen ze. Qua service is het overal eigenlijk altijd prima, veel beter dan wij veel langer geleden hebben ervaren en nog steeds in ons hoofd zit.

Een aantal onder jullie zou de mensen hier waarschijnlijk lui noemen – dat is ook ergens ook wel zo vinden wij – maar het verschil met hier is denk ik dat wij op lui ook meteen het etiket ‘slecht’ plakken en dat zien zij niet zo. Ze zullen denk ik volmondig beamen dat wij harder werken, maar zij vinden dat niet meteen beter. Een enorm cultuurverschil denk ik.

Volgens Tracks for Africa zou er na een dik uur rijden op die bergweg een campsite zijn, maar die was er dus niet meer…En inmiddels wat het 17.00 uur, dus het zou spoedig donker worden. Wat nu? Snel terug gereden naar Morogoro, een vrij grote plaats, en daar op zoek gegaan naar een campsite. Die was er wel een, maar die was zo mistroostig én langs de weg (en inmiddels kunnen we echt niet meer tegen autogeluiden) dat was daar geen zin in hadden. Dus naar een hotel gegaan, afgedongen van 50 naar 30 USD voor een prima kamer en daar ook lekker gegeten, Chinees, dat was voor de afwisseling echt zalig.

Frank heeft trouwens nog iets gepresteerd wat hem nog nooit is gelukt! Binnen twee uur twee keer een bekeuring voor te snel rijden! Meestal doet hij daar toch wel minstens twee maanden over. ;-) O jee, als hij dit leest, is hij vast erg ontstemd over deze opmerking, ha, ha. Gelukkig zijn de bekeuringen hier niet vergelijkbaar met die bij ons: in beide gevallen 10 Euro wat we konden afdingen – want hier kan je ALLES onderhandelen – tot 5 Euro. De schade was gelukkig dus nog te overzien.

In andere opzichten is Frank trouwens WEL veranderd tijdens deze reis: hij is nu ook net als ik dol op yoghurt en pannekoeken ‘s morgens, ook dol op chocola (met caramel zelfs, mijn lievelingssoort) en leest zich ook suf. We lijken wel een tweeling ;-)

Dorpje bij Selous
Selous Game Reserve
De volgende dag weer opnieuw de bergweg bereden, op weg naar Selous Game Reserve. We waren wat laat van start gegaan, eerst boodschappen gedaan en getankt en gepind enzo, en toen nog die lange bergweg van meer dan vier uur. Kortom, we kwamen nogal laat aan bij de ingang van het park. We vroegen of we ergens konden kamperen en dat kon: in het park voor 30 USD per persoon + kosten voor de ranger die je moest begeleiden van 25 USD! En dat voor een plek zonder water of voorzieningen! En bovendien de entree voor het park al erg hoog: in totaal 180 USD. Dat werd ons te gek. Volgens de mensen van het park was er geen camping buiten het park, alleen een hotel. Daar zijn we toen snel naartoe gereden, maar dat kostte 145 USD per persoon, ook veel te duur dus. En hoewel het hotel leeg stond, viel er over de prijs niet eens te onderhandelen en mochten we er ook niet kamperen.

Dus weer, wat nu? Volgens Tracks for Africa was er een stukje terug nog een camping, maar die was gesloten hadden ze gezegd. Toch naartoe gereden, het lag prachtig op een heuvel, schitterende uitzichten dus. Er was inderdaad niemand en het was ook niet bedoeld om met een eigen tent te staan, er waren kant en klare tenten om in te slapen. Er kwamen uiteindelijk toch twee Masai aan, die geen woord Engels spraken. We maakten duidelijk dat we graag in onze eigen auto daar wilden slapen. Ze gingen na een tijdje iemand bellen en duwden het telefoontje in mijn oor. Na een moeizaam gesprek, werd ons duidelijk dat er mochten staan, met gebruikmaking van toilet en douche in de tent naast ons, voor 50 USD, waar we met moeite 40 USD van wisten te maken. Bij de parken is altijd alles gewoon erg duur…Toch maar gedaan, we hadden geen keus tenslotte. Masai zijn hier trouwens altijd overal de bewakers. De Tanzanianen zijn namelijk bang voor hun. Grappig, want ze zien er altijd erg vriendelijk en ook heel mager, dus niet erg sterk, uit. Maar ze hebben wel altijd een groot mes bij zich.

Wilde honden in Selous
Zoveel kleurenpracht in Selous
De volgende dag zijn we het park ingereden en hadden toen al snel een onverwachte, erg heftige, ervaring. We waren nog geen twee uur aan het rijden of we zagen iets blauws in de verte. Blauw is wel heel raar in een natuurpark…Gelukkig was Frank zo nieuwsgierig dat hij de verrekijker pakte en toen drie mannen heel hard zag zwaaien. Er was duidelijk iets mis, want mensen zijn vanwege het gevaar voor wild natuurlijk nooit buiten hun auto. We zijn ernaar toe gereden en de Tanzanianen kwamen op ons af gerend met hele bange, smekende ogen. ‘Please, please, help us’. Dat bleven ze maar herhalen. Het bleek dat ze met een eigen tankwagen een ongeluk hadden gehad, die lag gekanteld langs de weg. En ze waren als de dood geweest om door een leeuw te worden opgegeten. Ze smeekten of ze bij ons in de auto mochten. Dat deden we natuurlijk. Het is een hele bijzondere ervaring als mensen je letterlijk smeken uit doodsangst om hun te helpen. Ze waren zo ontzettend dankbaar dat ze bij ons in de auto mochten, weg van het gevaar voor wild, dat bleven ze maar herhalen. Ze vertelden het trieste verhaal dat de tankwagen hun enige familiebezit was – en daar was nu dus weinig van over en hoe moest die wagen eruit gehaald worden vroegen wij ons af – en dat ze diesel naar een lodge zouden brengen waarvoor al betaald was…Als ze die dus niet zouden leveren, moesten ze die lodge natuurlijk dat geld terug betalen en dat hadden ze uiteraard niet…Geld wordt hier altijd onmiddellijk besteed, want ze hebben het veel te hard nodig. Dat zeiden ze allemaal niet met zoveel woorden, maar dat begrepen we wel uit hun verhaal. Hun moeder was heel ziek. Ik zei toen dat ze dus een groot probleem hadden nu, maar dat ontkenden ze: nee, ze waren nog in leven, dat was het belangrijkste, dus ze voelden zich gezegend. Nog nooit heeft iemand tegen ons gezegd dat God ons zou belonen, dat zeiden zij dus, en dat doet je dan toch wel wat. Alsof we een heldendaad hadden verricht, zo behandelden ze ons. We hebben ze naar de lodge gebracht waar ze de diesel hadden moeten afleveren en daarna zijn we vertrokken, want de mensen van de lodge namen het nu verder over. De Tanzanianen zeiden bij het vertrek dat ze het erg vonden dat ze ons niks konden geven – dat was helaas ook wel duidelijk zichtbaar, hun kleding zag er niet te best uit - , maar dat ze het nooit zouden vergeten wat we hadden gedaan. We waren behoorlijk aangeslagen door het hele gebeuren. We bespraken wat de gevolgen allemaal voor deze mensen zouden kunnen zijn. Wat nu, nu hun enige bron van inkomsten in puin lag?! De wegen in het park waren heel slecht, soms was het al moeilijk om die met Beer te berijden zelfs, laat staan met zo’n tankwagen. Dat was gewoonweg onmogelijk! Dan is omkieperen niet te voorkomen. Wat een risico’s gaan die mensen aan, om aan geld te komen! Omkieperen is natuurlijk altijd gevaarlijk, maar een extra risico in een wildpark. Daar moet je toch niet te lang buiten je auto verblijven. Het was echt een enorm geluk voor hun geweest dat we langs kwamen, want er komen in dat park erg weinig toeristen, zeker in dat gedeelte hebben we maar een andere auto gezien! Als Frank de verrekijker niet had gepakt, waren we er gewoon aan voorbij gereden. En wat was er dan met die mensen gebeurd?!

Big croc in Selous
Mooie bee-eater
Selous is een echt wild park met wild wild: als je dieren, zelfs zebra’s en impala’s, nog wilt zien rennen, dan moet je hier zeker naartoe. Omdat er zo weinig toeristen komen, zijn de dieren niet gewend aan auto’s en rennen er dus voor weg. Ook olifanten, die hier trouwens niet heel veel waren. We hebben een grote groep wilde honden gezien, negen of tien, dat was geweldig want die zijn zo bedreigd dat je die bijna nooit ergens ziet. Zo hebben we in ieder wildpark wel weer iets speciaals. Maar het blijft sowieso heel speciaal om al het wild, ook giraffen en zebra’s die je altijd overal ziet, vlakbij te zien. Daar kan je geen genoeg van krijgen. Je bent dan in zo’n andere wereld, alsof je terug bent gegaan naar het begin van de evolutie. En daar zelf midden in te zijn, daar kan echt geen natuurdocumentaire tegenop.

We zijn er aan de andere kant, de oostkant, van het park weer uitgereden om ca. 18.00 uur en zijn toen naar de Riverside campsite gereden. Die bleek zowaar vol te zijn! Dat hadden we nog nooit mee gemaakt, meestal staan we overal alleen! Maar bij toeval, volgens de beheerders, was het net die avond erg druk. Gelukkig konden we op de parkeerplaats staan, en een parkeerplaats is hier ook prima, dan sta je net zo goed in de natuur. Het was een hele leuke campsite, met leuke zitjes aan de rivier en een gezellige bar. Jammer dat we dus niet meteen vanaf via Dar es Salaam naar Selous waren gereden, in plaats van over Morogoro, dan hadden we daar nog een dagje gestaan.

De volgende ochtend vroeg weer het park in gegaan en daarna naar een andere campsite, Hippo Camp, dat zijn naam eer aan deed: we werden ’s nachts wakker van de nijlpaard-geluiden, die maken een hard, beetje snurkend geluid. En we zagen ze in het water liggen. Ook kwamen er vaak olifanten op de camping zeiden. Toen we de volgende ochtend op stonden, zagen we dat ze een olielampje bij onze auto hadden gehangen. We vonden het nogal zonde dat ze die de hele nacht hadden laten branden. Maar ja, dat was weer een onnozele gedachte want dat lampje hadden ze neer gehangen om ervoor te zorgen dat de olifanten niet te dicht bij onze auto zouden komen! We hebben daar nog een dagje geluierd, hier stonden we weer alleen, en dus heerlijk rustig, alleen maar natuur geluiden! Inmiddels krijg ik steeds meer moeite met grote mensenmassa’s (en daarvan vind ik nu al sprake bij ca. 30 toeristen…), we zijn zo vaak alleen met ons twee en dat is zo fijn dat we dat eigenlijk het prettigste vinden. Maar natuurlijk is het wel leuk om af en toe een ander stel overlanders te ontmoeten, maar dat gebeurt niet erg vaak.

Hippo Camp had ook leuke cottages, leuk voor mijn klanten vond ik. Ook een soort boomhut, van waaruit je op een drinkpoel keek waar olifanten kwamen zoals ik zelf heb gezien! Helemaal geweldig. Frank heeft ook nog wat aan Beer geklust, want op de golfplaat- en ezelwegen trilt er nogal wat los in de auto, daar is de bouw niet op berekend. Van een van de extra koplampen/verstralers waren we een schroef verloren en bij nader inzien bleken ze de lampen ook niet meer te werken. Niet dat je ze vaak nodig hebt, maar je zult maar om het (extra) licht verlegen zitten. Bij nader onderzoek bleek een relais vervuild en afgebroken te zijn en nu we dan toch de boel opnieuw aan het vastzetten waren hebben we de lampen een ‘etage’ lager vastgeschroefd op de bumper; dat ziet er een stuk fraaier uit.

We zijn ook al helemaal Afrikaans geworden in het knutselen van gebruiksvoorwerpen met bestaand materiaal. Zo hebben we van een plastic waterfles zowel een trechter gemaakt om het water bij te vullen als een windvanger voor ons kaarsje. Mensen zijn hier altijd dol op de lege waterflessen en nu begrijpen we waarom, die zijn echt multi-functioneel. Overigens zijn we inmiddels wel wat kritischer geworden op de waterkwaliteit, aangezien we inmiddels ons laatste (3e) waterfilter hebben geplaatst. Als het water ons niet zuiver genoeg lijkt, vullen we niet meer bij en hebben zelfs al een paar keer grote waterflessen van 12 liter gekocht (voor 2,50 en later zelfs maar voor 1,75).

Frank zag meteen business in Dar Es Salaam
Koopwaar, sinaasappelverkopers bij de bus
Na Selous zijn we naar Dar es Salaam gereden, wederom langs liefelijke dorpjes die er keurig uit zagen, ook strak opgezet, echt geen rommeltje door elkaar. Maar, erg, erg eenvoudig. We konden niet anders dan naar Dar rijden, omdat we nu aan de oostkant het park uit reden. En we waren ook wel benieuwd hoe Dar zich in de loop der jaren zou hebben ontwikkeld. Toen we er voor het eerst zijn geweest, meer dan 26 jaar geleden, was het een suffe slaapstad. De verandering is enorm! Het is een bruisende stad geworden. Maar toch wel echt Afrikaans, wel leuk vond ik toch. Maar een ramp qua verkeer: we hebben nog nooit een stad gezien waar het verkeer werkelijk in iedere straat muurvast staat. We moesten naar het zuiden van de stad, naar Southern Beach, en hebben er zeker 1,5 uur over gedaan om de stad te doorkruisen! We kwamen rond 17.00 uur bij onze camping en toen ging het mis. Ernstig mis! We reden een motorrijder aan die aan de verkeerde kant van de weg reed en die we dus onmogelijk hadden kunnen zien. Wij sloegen af om naar de camping te gaan en schepten die man toen. Ik hoorde een enorme knal en mijn hart zat in mijn keel, ik vreesde echt het allerergste…Frank schrok minder, want die was zich van geen kwaad bewust. Ik keek naast me door het raam en zag daar de man op de grond liggen. Ik schrok me dood en was heel blij toen ik de man naar me zag kijken. Hij had gelukkig alleen ernstige schaafwonden. Maar zijn motor zag goed in elkaar. Frank hees de man overeind en zette de motor overeind. Onmiddellijk stonden er wel 20 Tanzanianen om ons heen. Rustig te kijken. Maar een man nam meteen met zijn mobieltje een foto van ons kenteken en een ander zei dat we fout waren. De motorrijder zei dat we niet geknipperd hadden en die andere man beaamde dat. Maar dat hadden we zeker wel! De motorrijder, laten we hem M noemen, bleef zeggen dat wij fout waren en dat hij heel veel getuigen had. ..Dat vreesden wij ook wel, iedereen zou natuurlijk tegen ons getuigen. Hij zei dat we dus beter een flink bedrag aan hem konden betalen, dan zou hij er geen politie bij halen. We stonden enorm in dubio wat we moesten doen. We vonden het heel oneerlijk, tenslotte was het ongeluk gebeurd omdat hij aan de verkeerde kant van de weg reed. Daarom hadden we hem niet kunnen zien. En daarom had hij ook niet kunnen zien dat we knipperden om af te slaan. Maar ja, wie zou ons geloven?! Omdat we ook geen zin hadden in hele toestanden bij de politie, boden we hem 50 USD aan. Maar daar lachte hij schamper om, alsof we hem een kwartje aanboden. Hij liet de inhoud van zijn portemonnee zien waarin vele flappen zaten en ook die andere man deed dat. Nee, 50 USD was duidelijk veel te weinig. Ik heb toen mijn reisagent gebeld en hem om raad gevraagd. Ik vroeg hem of we als Westerlingen altijd in het ongelijk gesteld zouden worden door de politie. Dat was volgens hem zeker niet zo. Toen zeiden we dus tegen M dat hij de politie maar moest bellen. Die kwam er even later aan, achterop een motor gezeten. M deed uitvoerig zijn verhaal in het Swahili, evenals de zogenaamde getuigen. Frank werd een beetje kwaad toen hij merkte dat M de zaak verdraaide door te zeggen dat hij aan de goede kant van de weg reed, maar de agent zei tegen Frank dat dat zijn zaak niet ten goede kwam. Het was wel duidelijk hoe onze positie was….We moesten maar naar het politiebureau. Het grote euvel was, hoe de motor, die niet meer kon rijden, daar moest komen. Het duurde nog een hele tijd voor daar een oplossing voor gevonden was. De agent vroeg nog of die motor niet bij ons in de auto kon! Uiteindelijk werd er een vrachtwagentje gebeld. Wij met ons allen naar het politiebureau. Het was inmiddels na 19.00 uur. Daar deden we weer ieder ons verhaal. De agent vond het een groot probleem omdat de verhalen niet met elkaar overeen kwamen. Wel of niet hebben geknipperd, wel of niet aan de goede kant van de weg…Hij wist niet wat hij er mee moest zei hij. Dus moesten we maar naar zijn baas. Die hoorde het verhaal aan, maar had verder weinig commentaar. Het was nogal komisch ook, want als je zoiets eenvoudigs al niet kan oplossen…Wij stelden voor dat we de zaak zouden overdragen naar de verzekeringsmaatschappijen – M had gezegd ook verzekerd te zijn - , die dan zouden beslissen over de vergoeding. Maar de agent zei dat dat (te) lang zou duren. Het was duidelijk dat hij wilde dat we M gewoon nu een bedrag zouden betalen. Maar daar hadden we geen zin meer in. Nu het eenmaal zo ver was, wilden we ook gewoon gerechtigheid. De grote vraag was natuurlijk of dat zou lukken in onze positie. Daar hadden we niet zo veel vertrouwen in, maar het toeval wilde dat we tijdens onze eerste bezoek aan Tanzania ook al eens in aanraking met de politie waren gekomen en daar een goede ervaring mee hadden gehad. Die agent had het destijds erg diplomatiek opgelost. Hij stelde ons toen in het gelijk, maar deed een beroep op ons gevoel door te vragen of wel bereid waren de tegenpartij een bedrag te betalen. We hebben dat toen gedaan. Iedereen blij zeg maar (het ging om een klein bedrag). Maar deze agent had die sociale vaardigheden niet. Geenszins zelfs. Hij vroeg aan ons hoe hij het moest oplossen! Toen ik zei dat hij waarschijnlijk wilde dat we een bedrag zouden betalen, wees hij dat verontwaardigd van de hand. Nu ik het had benoemd, kon hij niet anders dan het ontkennen. En daarmee sneed hij zich enorm in de vingers, want wat moest hij nu nog. Maar nee, hij had nog een ingeving. Dan zou het een rechtszaak moeten worden. Daar schrokken we wel van, want dat zou uiteraard heel, heel lang gaan duren. Maar we bluften. Prima, zeiden we, we zijn toch nog wel een paar maanden in Tanzania en komen er ook nog terug. Om 20.00 uur zei hij dat we beter konden gaan en morgen terugkomen om de zaak af te ronden. Het was overduidelijk dat hij niet wist wat hij ermee aan moest.

De volgende dag moesten we met Beer naar de garage omdat Frank steeds een raar geluidje hoorde en bang was dat er iets met de schokbreker zou zijn. We besloten de ferry te nemen, omdat de garage maar 10 km van de pier af lag. Dat was een verkeerde beslissing! Er is maar 1 ferry en daar moet iedereen op mee…In totaal hebben er 2,5 uur over gedaan om de garage te bereiken (met een ferry-overtocht van 4 minuten waarvoor we meer dan een uur hebben moeten wachten). Er bleek niks met de schokbreker te zijn, maar wel met de rubbers van de stabilisatorstangen die vervangen moesten worden.

Na het bezoek aan de garage zijn we naar de beste supermarkt van Dar gereden, in de hoop daar weer net zo’n geweldig assortiment als bij de supermarkt in Nairobi aan te treffen. Helaas, daar kon het bij lange na niet aan tillen, er was niet heel veel bijzonders te verkrijgen en wat er was was vreselijk duur. Dus we hebben niet echt kunnen inslaan.

Om 15.00 uur werden we op het politiebureau verwacht, maar door die gigantische verkeerschaos in Dar werd dat een uur later, terwijl we toch braaf al om 13.30 uur waren begonnen met de rit naar het zuiden van de stad! Ik belde de agent om hem te vertellen dat we een uurtje later kwamen, dat was geen probleem: beter laat dan nooit was het antwoord. Komisch allemaal. Toen we aankwamen, was de tegenpartij (M) nog niet eens gearriveerd! Wel een vrachtwagen met wel 20 veroordeelden die naar binnen werden geleid en op de grond van het bureau moesten zitten. Achter de balie waren ook twee cellen met een gevangenen erin die steeds nieuwsgierig (?) door de tralies naar ons keken. Je wilde liever niet in zo’n cel belanden…
De agent stelde voor om zijn baas even de hand te schudden en vervolgens wat te gaan drinken op een terras om te wachten op M! Dus iets later zaten we met de agent nog net geen biertje maar een colaatje te drinken en over zijn leven te praten. Komisch! Wij moesten wel zijn drankje betalen, hi, hi. We werden niet eens getrakteerd ;-) Maar we waren dan ook de boeven natuurlijk.

Na een half uur kwam M opdagen. We gingen in een kantoortje praten met de agent, nog een andere agent was er ook bij. M deed weer uitvoerig zijn verhaal en we zagen dat de agent een schets van de situatie had gemaakt, helemaal volgens het verhaal van M, ons plaatje zat er niet bij! Alles wees erop dat wij de schuldigen waren. Zo keek ook iedereen naar ons. Ze begonnen ook weer over de rechtszaak en waarschuwden ons dat dat heel lang zou gaan duren. Hoewel er niet om gevraagd werd, deed Frank nog een laatste poging om zijn zegje te doen, redelijk geëmotioneerd/fel, ook omdat M zoveel leugens had verteld. Frank vroeg aan het eind hoe hij verantwoordelijk kon worden gehouden voor een fout die een ander had gemaakt. Ja, daar moesten ze even over na denken met zijn allen. Het duurde nog een paar minuten en tot onze stomme verbazing zei de agent plotseling dat we konden gaan! We hadden helemaal gelijk, M was fout geweest, niet wij. We waren met stomheid geslagen. Hoezo opeens die enorme ommekeer?? We hadden geen flauw idee. We denken omdat we zo stug bleven volhouden in ons gelijk en geen centimeter toegaven en ook niet inbonden toen ze weer over de rechtszaak begonnen. We hadden weer gebluft dat we dat best vonden, dat we tijd genoeg hadden.

M stond op en toen gebeurde er nog iets ongelooflijks: hij bood zijn excuses aan dat hij ons in deze situatie had gebracht. Hij was opeens heel nederig, er was niks meer over van de strijdlustige man die op het grote geld was uit geweest. We vonden het eigenlijk ook wel heel sneu voor hem. Want de schade aan zijn motorfiets was echt wel aanzienlijk. We hadden hem graag 100 USD gegeven, maar dat durfden we nu niet meer, want wellicht zou dat worden uitgelegd als een schuldbekentenis. En ergens moet ik eerlijk zeggen dat we er ook niet echt veel meer voor voelden, omdat hij zo hoog spel had gespeeld en zoveel gelogen had. Als hij zelf niet over geld was begonnen in het begin, en geen politie erbij had gehaald, hadden we dat geld wel gewoon gegeven, uit clementie met de man. Maar nu had hij zijn kansen verspild. Maar we hadden er geen goed gevoel bij. We blijven het sneu voor hem vinden. Hij heeft alleen het spel verkeerd gespeeld…

Southern Beach stelde als strand niet veel voor vonden we, het was een smal strandje, wel wit zand. Na Dar zijn we naar Mikumi National Park gereden. Omdat dit relatief dichtbij Dar ligt, ca. vijf uur rijden, komen in dit park relatief veel Tanzanianen. Dus geen toeristen in safariwagens, maar lokalen in een gewone personenauto. Dat was wel grappig, nu hadden wij eens de beste ‘safariwagen’. Anders is dat niet zo, omdat onze wagen natuurlijk niet zo hoog als een safariwagen en geen open dak heeft. Dus dan kijkt iedereen ons een beetje met medelijden aan ;-) De dag dat we weg reden uit Dar hadden we geluk met het verkeer: het was zowaar helemaal niet druk, ook niet op de ferry. Reden: het was einde Ramadan! Iedereen was thuis aan het feesten. Dat hadden we toevallig dus heel goed gepland, dat scheelde wel twee uur in de file staan.

Jakhals in Mikumi
Prachtige Baobabs
Mikumi is ook weer een mooi park, maar we hebben niet heel veel dieren gezien. Wel zijn er de bekende uitgestrekte vlaktes, de savannes, erg mooi altijd. Onderweg naar Mikumi, gewoon langs de snelweg, zagen we wel al veel wild: zebra’s, giraffen en olifanten! Geweldig, zonder entree betalen toch veel wild zien. In Mikumi beleefden we ons tweede hachelijke avontuur. Iedereen bezoekt het noordelijke gedeelte, waar we al wel wat last van de tse-tse vlieg hadden, maar dat ging nog wel, enkele tientallen vlogen met de auto mee. Raampjes dus dicht houden. Maar wij wilden ook naar het nauwelijks bezochte zuidelijke gedeelte. Daar was niemand. De wegen waren ook bijna niet begaanbaar, ook helemaal overwoekerd, het was duidelijk dat hier bijna nooit auto’s kwamen. We reden door de bosjes en toen kwamen er wel honderden tse-tse vliegen! In enorme zwermen zaten ze allemaal op onze motorkap, die zag er werkelijk zwart van. Het was doodeng. Je moest er niet aan denken dat ze een manier zouden vinden om binnen te komen (wat bij een LandROVER wel gebeurd zoals we later van een Nederlands stel met een Landrover hoorden!) en ze wilden niks liever…En we waren als de dood dat we de auto uit zouden moeten, omdat de wegen zo ontzettend slecht waren, dus dat we bijvoorbeeld vast zouden komen te zitten. We wilden niks lievers dan zo snel mogelijk het park weer uit. En ondertussen kwamen er steeds meer tse-tse vliegen…Als je heel veel steken krijgt, kan dat heel verkeerd uitpakken (slaapziekte en mogelijk zelfs coma). We waren dan ook heel blij toen we het park uit reden. Meteen waren alle vliegen weg. Bizar!

Hierna zijn we naar Iringa gereden, dat op een heuvel ligt, op 1800 meter. Het was er zelfs wat frisjes, wel lekker, want het was overal best warm geweest. Iringa is een leuke plaats, een vredig bergstadje. met lanen met bomen, veel schitterend paars bloeiende jacaranda’s. We hebben iets buiten de plaats op een camping aan de rivier gestaan. Vervolgens zijn we naar Ruaha National Park gegaan, het mooiste park dat we in Tanzania hebben bezocht. Echt schitterend! Dat komt vooral ook omdat er een rivier doorheen loopt, waar nu eens wel wat water in stond. Heel veel rivieren in Kenia en Tanzania staan kurkdroog, dan is er echt alleen maar zand te zien, geen druppel water! Maar hier dus wel en dat maakt het heel mooi. Ook de vegetatie is heel afwisselend en erg fraai. Veel baobab-bomen. Die zie je sowieso heel veel, ook op weg naar Iringa, zelfs baobab-BOSSEN, zo bijzonder. Ruaha vonden we schitterend. Het staat bekend om de vele olifanten, maar die hebben we toch niet heel veel gezien. Wel van heel erg dichtbij! Want we hebben overnacht in een banda in het park (kamperen was weer veel te duur), en toen we buiten (altijd buiten) tanden stonden te poetsen, kwam er opeens een olifant om het hoekje kijken. Daar schrokken we toch wel van. Die olifant was er ook al geweest toen we bij de rivier een wijntje zaten te drinken. De beheerder van de banda’s zei ons toen hij weg ging dat we moesten oppassen voor de olifant. Maar ja, hoe doe je dat?! We waren weer eens helemaal alleen en deze keer was er tot onze verbazing niet eens een wacht, er was gewoon helemaal niemand. Toch niet helemaal jofel als er dan opeens zo vlakbij een olifant staat. Want wat moet je doen dan. Inmiddels hebben we geleerd dat je niet moet weglopen – dan komt hij je achterna -, je moet het dier strak blijven aankijken, zodat hij het idee heeft dat je niet bang voor hem bent. Dat deden we bij toeval ook, omdat we hem goed in de gaten wilden blijven houden.

Ruaha, Lizzy, Juultje en Babetje
De volgende dag zijn we met een gids het park in gegaan, omdat we hoopten dan weer een luipaard of cheetah te kunnen spotten. Dat lukte niet, maar wel heel veel leeuwen. Echt, heel veel! Eerst zagen we al vier leeuwinnen en even verderop twee mannetjes leeuwen, maar helemaal op het eind van onze safari lagen er op een plaats maar liefst 28 bij elkaar, allemaal in groepjes van vier, drie of vijf, maar vlak bij elkaar. Schitterend. Alleen jammer dat ze altijd zo lui zijn… We herkenden helemaal onze Tommie en Kumari ;-) En Poes, en Banjer. Hi, hi. Nou ja, Banjer toch minder, die banjert tenslotte vooral altijd veel rond.

Na Selous zijn we naar The Old Farm House gereden, een hele bekende camping voor overlanders, met prachtige kampeerplaatsen en een geweldige keuken! We hebben het er dus weer eens van genomen en ingetekend voor het driegangen-diner! Na al onze eenvoudige maaltijden,vonden we het bijna wat overdadig…Maar erg lekker. Het bleek een Franse kok te zijn, dus wat wil je. De volgende dag toch weer vertrokken, want we vonden het er voor de rest nogal saai. Toen tot 50 km voor de grens naar Malawi gereden en overnacht op een erg leuke camping, vlakbij TUVULU, gelegen in een dorpje, te midden van thee- en bananenplantages. Het was community-integrated zoals dat heet, maar dat bleek weer een farce te zijn, want we werden verwelkomd door een…Deense jongen! Geen Tanzaniaan te bekennen. Lekker community-integrated…Het was van een Tanzaniaanse NGO en die hadden ook een documentaire gemaakt over HIV/Aids. Hij vroeg of we die wilden zien tegen een vergoeding. Natuurlijk. Het was werkelijk interessant om te zien hoe zij met dat hier sterk beladen onderwerp, een groot taboe hier, om gaan. Er werd een gezin getoond zonder Aids, een met Aids en een weesmeisje die haar ouders had verloren aan Aids. Het gezin zonder Aids was het meeste in beeld. De man met Aids liet ongeveer alleen zijn medicijnenpotje zien. Het is hier zo’n taboe dat mensen liever 50 km reizen en daarvoor een Euro betalen om hun medicijnen – die gratis verstrekt worden! – op te halen dan dat ze dat bij het plaatselijke ziekenhuis doen, want dat ziet iedereen hun. Het was een documentaire van niks in onze ogen, maar zij waren er enorm trots op en wilden met de documentaire de dorpen langs. Daarvoor hadden ze dan wel een projector nodig. Dat is hier vaak het probleem. Ze vinden dat ze altijd spullen nodig hebben om een probleem te kunnen oplossen… althans, NGO’s vinden dat. In onze ogen zou er met deze documentaire weinig bereikt worden, maar op zijn minst werd Aids aan de orde gesteld – dat vaak wordt afgedaan als Tuberculose! – en dat is misschien al heel wat. We zijn nog door het dorp gelopen en zagen de theefabriek. De omgeving hier, in de Southern Highlands zoals de streek wordt genoemd, leek wat welvarender dan de rest van Tanzania. Stenen huizen in plaats van mud huts, met zelfs ramen. Het was volgens de Deense jongen ook een hele vruchtbare streek, alles groeide er. Het was er dan ook heel erg groen. Maar dat is in veel delen van Tanzania. Veel groener dan de meeste mensen zich een Afrikaans land voorstellen. En wat een enorme grote bomen overal. Daar valt de grootste eikenboom bij ons bij in het niet. Enorme acaciabomen, mangobomen, baobabs en vele andere soorten. Het is ook grappig als je hier de weg vraagt. Dan krijg je een beschrijving als: bij de twee Baobabs tegen over elkaar rechtdoor, bij de grote mangoboom linksaf. In plaats van bij het postkantoor links en bij het winkelcentrum rechtdoor.

We hebben in Tanzania bijna altijd goede wegen gehad, ook in de parken. Een groot verschil met Kenia! En waar de weg niet goed was, werd er aan de weg gewerkt. Tanzania lijkt op de goede WEG te zijn qua wegennet. Ook de campings zijn meestal prima (in Kenia ook). Veel beter dan we verwacht hadden in elk geval.
Wat ik ook nog kwijt moet, is dat we al twee keer veel geluk hebben gehad met eerlijke mensen. Wij zijn altijd best een beetje trots op onszelf dat we ondanks alle verkassingen zo weinig kwijt raken of vergeten. Maar dat is nu dan toch twee keer gebeurd! De eerste keer vergat ik in een restaurant mijn tas met daarin onder meer mijn telefoon en de portemonnee met geld (de pasjes en paspoort zitten in een tasje rond mijn middel). Toen we weg wilden rijden, kwam de ober er met de tas aan. Niets eruit gehaald. Ik vind dat werkelijk lovenswaardig, want hoe verleidelijk moet dat niet zijn als er in die portemonnee een jaarsalaris voor hun zit…De tweede keer was ik mijn horloge verloren. Zitten we tegenover de douches op de camping, komt er een toeriste uit de douche met mijn horloge en vraagt ons als eerste: zijn jullie een horloge kwijt? Ongelooflijk! Horloge weer terug dus.

O ja, dan nog het antwoord op de prijsvraag! Jan en Fransje krijgen een herkansing, want die hebben het op zich goed, maar nu is de vraag natuurlijk nog: WELK stampotje?! We hebben besloten tot een extra prijs, namelijk voor originaliteit, en die is voor Wallie, want braai-bloedworst vonden we wel heel creatief gevonden. Alle anderen hebben mij teleurgesteld, jullie hebben mijn kookkunsten niet echt hoog staan geloof ik: broodje kaas? Dat kan je toch geen gerecht noemen?! Maar aan de andere kant, klopt het helemaal, dat eten we het meeste voor de lunch! Zou je toch ook niet geloven? Dus toch ook een prijs voor jullie Anneke en Pieter. Aardappel klopt dus ook Trudy, maar ja, dat is toch geen gerecht, dat is een onderdeel van een gerecht. Maar toch ook een prijs ;-)

Lieve mensen, volgende keer meer over Malawi, waar er een groot tekort aan diesel is! De president is een dictator geworden en besteedt het geld liever aan buitenlandse reizen en de aanschaf van een privéjet dan aan de inkoop van diesel, dus dat wordt maar mondjesmaat meer ingekocht hier. En de president is een goede vriend van Mugabe, dus de mensen zijn hier erg bang. En terecht denken we, want stel dat het vredige Malawi afglijdt naar zo’n lugubere toestand als in Zimbabwe. Toen we hoorden dat de diesel er niet meer was – we zaten toen al een eindje in Noord-Malawi – hebben we meteen berekend of we met onze tank de grens van Mozambique zouden halen. Dat moet lukken – we hadden hem gelukkig helemaal vol getankt in Tanzania omdat daar de diesel een stuk goedkoper is dan in Malawi en Malawi is niet zo heel groot.

Veel lieve groeten,

Frank en Stina

P.s. 1 Wim, deze keer hebben we Mwanza niet bezocht - evenmin als Tabora, Dodoma en Kigoma – maar ook wij hebben er goede herinneringen aan net als jullie.

P.s. 2 Lieve motormuizen, we hopen dat jullie een leuk motorweekend hadden? Aaah, wat hebben we dat gemist…