zondag 29 augustus 2010

Twee ouwe sokken (wij!) en krokodillen-logica.

Goedlachs! Dat kan ik beslist van de Kenianen zeggen. Overal word je begroet met een big smile (en big is die zeker, het lijkt soms wel of ze twee kunstgebitten in hebben, jemig wat een enorme rij spierwitte tanden) en een enthousiast Jambo en Karibu (welkom). En meestal oprecht, zonder iets van je te willen. Je stapt uit de auto, wordt zo begroet en als je dan een beetje zoekend om je heen kijkt, vragen ze wat je zoekt en als je dan zegt ‘brood’, dan begeleidt iemand je naar een winkeltje (kotje…) waar je brood kan kopen en loopt daarna weer weg. Niemand verwacht geld van je, heel relaxed allemaal. Wellicht krijgt diegene van de winkelier een commissie, maar aan de prijs merken we dat nauwelijks. Je betaalt misschien 10 cent meer, maar daar hebben we totaal  geen moeite mee, we hebben tenslotte zo heel veel meer te besteden dan zij.

Masai Mara National Park
Leeuwenfamilie in de Masai Mara

We zijn dus naar Masai Mara, het bekendste Nationale Park van Kenia gegaan, alwaar we verbleven op een prettige camping, Aruba Camp, bij de Tarek gate. Het was daar heerlijk vertoeven, te meer daar we wederom weer vrijwel de hele camping voor ons zelf hadden. We kunnen dadelijk echt tegen geen enkel geluid meer vrezen we….Gelukkig dat we zelf ook zo zalig rustig wonen, anders zouden we echt een probleem krijgen bij thuiskomst

Buffels bij ondergaande zon in Masai Mara
Familie Nijlpaard in Masai Mara

We zijn een extra dagje op de camping gebleven. Ook al omdat Frank nogal liep te tobben met buikproblemen, al bijna twee weken, en het leek alleen maar erger te worden. Voortdurend heftige aanvallen van misselijkheid. Onze gebruikelijke remedie bij dit soort klachten, alleen wit brood en rijst eten, leek ook niet te helpen deze keer. Dus uiteindelijk toch maar de antibiotica genomen, die we gelukkig van onze eigen huisarts mee hadden gekregen, voor het geval dat. Na een dag of vijf werd het nog steeds niet veel beter, maar toen is Frank meer water gaan drinken en daarna was het over.  Hopelijk voorgoed…Frank had ook nog een fikse ontsteking aan zijn elleboog gekregen (omdat hij met zijn arm op het raam reed…) die vreselijk pijnlijk was. Kortom, hij voelde zich niet erg jofel.


Op deze camping waren de bavianen een stuk brutaler. En omdat we er niet voor gewaarschuwd waren en we ze ook nog niet gezien hadden, ging het bijna fout. Ik was net aan het afwassen een stukje verderop toen ik opeens twee enorme bavianen bij onze ontbijttafel zag staan en ze het brood zag weg snaaien. Ik liep er snel heen en toen gingen ze wel weg, maar ze bleven steeds om een hoekje kijken of ze nog een keer zo’n kans zouden krijgen. Niet dus!


Ook minder fraaie taferel, maar dat is de natuur
Simba in Masai Mara
De volgende dag de Masai Mara ingereden, eerst naar het minder toeristische westelijke gedeelte. Een prachtig gebied. We zagen weer veel wild, maar geen leeuwen, waar de Masai Mara toch bekend om staat. Bij een andere gate eruit gereden en daar op een hele leuke camping gestaan, Kimana. Omdat Frank toen nog steeds beroerd was en erg veel pijn aan zijn elleboog had, hebben we ons getrakteerd op een verblijf daar in een ruimte tent met echt bed dus en eigen douche en toilet. Twee bedden, zodat Frank zich niet zou stoten ’s nachts. Hij heeft daar erg goed geslapen en dat had hem goed gedaan gelukkig.  Daar een gids genomen om ons de leeuwen te wijzen. Aangezien wij weinig plaats hebben voor een derde persoon op de voorstoel - zoals sommigen van jullie hebben ervaren - , was ons belangrijkste criterium voor de gids dat die erg dun zou zijn…;-) Helaas bleek dat hij niet alleen qua postuur mager was, maar dat ook zijn kennis wat aan de magere kant was. Maar hij was bijzonder aardig én communicatief, dus hij vroeg aan alle andere chauffeurs waar de leeuwen waren en zodoende hebben we die toch in grote aantallen kunnen zien. Een hele familie, met vader leeuw (met enorme manen!) en een aantal moeders en welpen. Vader leeuw had net een gnoe gedood en zat daar lekker aan te peuzelen, later kwam de rest van het gezin hetzelfde doen. Daarna nog wat spelen met elkaar. Een prachtig gezicht. Later ook nog een ‘honeymoon’ zoals onze gids het noemde gezien, een mannetjes leeuw die steeds avances maakte naar het vrouwtje. Een geweldig gezicht. En nog een ander gezinnetje gezien. Helemaal super. Verder olifanten, giraffen, heel erg veel zebra’s en gnoes die bezig waren met ‘de grote trek’ naar en van de Serengeti, heel veel antiloopsoorten en enorm grote nijlpaarden, in grote groepen stonden die aan de waterkant. Onvoorstelbaar dikke beesten, nog nooit zo groot gezien. Ook enorme krokodillen. De Masai Mara zelf is schoonheid qua landschap, heel afwisselend maar vooral de weidse vlakten met acaciabomen en de glooiende heuvels, riviertjes en de enorme vergezichten maken het adembenemend. Dus ook al zag je geen dieren –wat niet zo vaak voorkomt, want de gnoes en zebra’s zijn bijna overal – dan nog konden we intens genieten van het magnifieke landschap. Ik zou willen dat ik zulk een mooi proza zou kunnen schrijven als Erwin Mortier in Godenslaap (zijn Frank en ik nu allebei aan het lezen, inderdaad prachtig Henny), dan zou het veel duidelijker worden hoe wonderschoon de Masai Mara is. Vooral ook al die verschillende lichtvariaties (zie foto met de buffels!), bijna surrealistisch. Om ca. 10.00 uur zijn we terug gegaan naar de camping om te relaxen en te lunchen. Om 12.30 uur zijn we weer vertrokken, ons doel was nu het oversteken over de Mara rivier van de gnoes te zien.  Toen we bij de rivier aankwamen na ca. 1,5 uur rijden, stonden daar zeker al 10 minibusjes met allemaal hetzelfde doel. En inderdaad , de gnoes waren de rivier aan het oversteken, een fascinerend gezicht. Frank wilde natuurlijk weer een speciale foto maken en de gids zei hem dat hij uit de auto kon stappen daarvoor…Dat had hij nooit moeten doen…Het was erg beschamend, want onmiddellijk stopten de honderden gnoes met de oversteek en liepen weg! Alleen maar omdat Frank uit de auto stapte, ongelooflijk.  Hij heeft dus met deze niet zo smart move – maar op advies van onze ‘gids’ – de migratie stil gelegd voor dat moment. Dat werd ons natuurlijk niet in dank afgenomen door de overige toeschouwers….En zelf hadden we de pech het tafereel dus maar heel kort te kunnen hebben gade geslagen. Daarna zijn we nog ca. 2 uur bezig geweest met van het ene punt naar het andere punt te rijden in de hoop de oversteek te zien. Op verschillende plaatsen stonden grote groepen gnoes te bekijken of ze daar konden oversteken, maar meestal was het veel te steil en durfden ze het dus niet aan. Uiteindelijk toch nog weer een punt gevonden waar ze het wel deden. En toen iets heel bijzonders gezien! Eén gnoe kwam niet met de rest van de groep mee, maar ging later het water in. Het beest was duidelijk verzwakt, haalde met moeite de overkant en kon nauwelijks tegen de steile wand omhoog klimmen. Heel moeilijk kroop hij uit het water, met naast zich…een krokodil! En nog een andere krokodil in het water. Wij vonden het heel raar dat die krokodillen hem niet pakten. Maar de krokodillen bleken slimmer te zijn, ha, ha. Want de gnoe haalde het natuurlijk niet, tuimelde om, ondersteboven (een heel akelig gezicht) en viel zo het water weer in en toen hoefde de krokodil alleen nog maar hap te doen en weg was de gnoe, niks meer van te zien! Dat had de krokodil waarschijnlijk allang ingeschat, dat de gnoe vanzelf weer in het water terecht zou komen en hij dan dus geen enkele moeite zou hoeven te doen voor die lekkere maaltijd. Het was gruwelijk en tegelijk boeiend om te zien.

Gnoes zo ver als je kunt kijken vanwege de migratie

Aan het eind van de dag waren we weer terug op de camping, deze keer wel weer gewoon gekampeerd.
De volgende ochtend vroeg zelf nog een gamedrive (zo noem je dat,  safari dus) gemaakt, zonder gids dus, dat niet veel bijzonders opleverde behalve een spotted hyena. Om ca. 10.30 uur waren we weer terug op de camping. Daar nog lekker gelezen op een soort veranda en met plezier naar de grappige Colobus aapjes gekeken die overal rond sprongen en slingerden. ’s Middags kwam er nog een leuk Keniaans meisje van acht jaar bij ons zitten. Een enorme wijsneus, erg leuk om mee te praten. Ze sprak ongelooflijk goed Engels, beter dan wij eigenlijk. Ze vertelde me dat ze op school zowel over het Christendom, de bijbel, leerde als over de Islam, de Koran. Ze was zelf moslim. Het is trouwens ongelooflijk hoeveel kerken je hier ziet en welke soorten allemaal.  Ook heel vee gospel centra.
Toen wilde ze weten hoe oud we waren. Ik vroeg haar te schatten. 53! En Frank 56! We rolden van onze stoel van het lachen. Toen we zeiden hoe oud we waren, riep ze ongelovig:  You look very old. En dat heeft ze zeker nog vijf keer met grote verbaasde ogen herhaald. Nou bedankt.  Net nou ik dacht dat een bezoek aan deze landen goed voor je ego is, omdat de mannen nog naar je staren en naar je omkijken en fluiten alsof je 20 bent, krijg je dit. Ha, ha. Toen ze opeens zag dat ik een rok droeg zei ze:  My grandmother (!!) would never wear a skirt. Om het nog maar weer eens te benadrukken hoe oud ik leek. Haar oma was notabene 66, maar wist dat volgens haar zelf niet, zo oud was ze! Ik zei dat ik moest gaan koken en ze wilde me graag helpen dus ze liep mee naar de wagen. Zo’n auto had ze nog nooit gezien. Wederom veel verbazing en bewondering. Wow, een auto waarin je kon slapen. Wow, en zelfs in kon koken. Wow, wow. Maar ze zei ook steeds bij alles wat ze zag: What a waste of money.  Zo komisch.


Toen ik ons tafeltje aan de achterdeur naar beneden klapte, kwam er een redelijk grote gele spin te voorschijn. Aaaaaaaah. Grote gil van mij en ik verwachtte gehoon lach van het meisje, want ik ben niet anders gewend  als dat lokalen moeten lachen en verbaasd zijn over mijn angst voor spinnen, maar het kleine meisje gilde net zo hard! Toen vond ik het nog enger. Ik vroeg haar waarom ze gilde en ze keek me met grote ogen vol ontzetting aan en zei; Very poisonous. Ik, echt?? Yes, very, very poisonous, he can kill you.  Aaaaaaaaaaah. Ik had dus deze keer echt reden om bang te zijn. Frank zwiepte het beest op het gras en haalde zijn schouders op. Hij geloofde er niks van. Ik dus navragen bij de jongens van de camping, maar die beaamden dat zo’n gele spin – mits die ook een gele staart had, alsof ik daar op had gelet! – inderdaad giftig waren en als je er door werd gebeten dat je dan meteen naar het ziekenhuis moest. Nonchalant voegden ze eraan toe dat bijna alle spinnen in Kenia giftig zijn. Daar werd ik niet vrolijk van. Frank vond en vindt het allemaal erg overdreven en gelooft er niks van.

Dansende Masai
Het leven in een Masai dorp

De volgende dag zijn we met onze gids, die zelf Masai is, naar zijn dorp gegaan. Het was een heel leuk bezoek. Het was ook grappig om te zien hoe strak alles geregisseerd werd. Een jongen leidde ons daar ons rond en alles verliep volgens ‘programma’ zeg maar. Eerst een mannendans, een welkomst-dans, gezien en daarna een dans waarin ze om beurten heel hoog springen om indruk op vrouwen te maken. Daarna een vrouwendans gezien.  Hierna werden we aan de hand meegenomen het dorp in. Bij de Masai draait alles om koeien die voor hun heilig zijn. Ze gebruiken daarvan alles, het bloed en melk drinken ze, het vlees eten ze, de huiden gebruiken ze voor kleding en bedbedekking. Een koe kost tussen de 150,-- (kleintje) en 300,-- Euro.  Leek ons nogal veel gezien de enorme lage verdiensten van de mensen in Kenia. Geen idee ook trouwens wat een koe bij ons kost, Wijnand (Bina)?!  In het dorp waar wij waren leefden 146 mensen en was er aan vee, koeien, schapen en geiten, 610 stuks.  Het dorpje, nou ja, nederzetting is een beter woord, bestaat eigenlijk alleen maar uit koeienmest, waarvan de huizen gemaakt worden en dat ligt ook overal op de grond. Na ca. 9 of 10 jaar hebben de termieten het hout, dat ook gebruikt wordt voor de huizen, opgegeten en moeten de Masai de huizen opnieuw bouwen, dat doen ze dan een heel klein stukje verderop.

Masai vrouwen
Stina danst mee

Wij kunnen nog zo genieten van olifanten en blij zijn dat die beesten er nog zijn, de Masai hebben er vooral last van, want die doden vaak een koe. De Masai horen dan compensatie van de regering te krijgen,  maar dat gebeurt lang niet altijd. Nee, met een regering waarvan in 2005/2006 maar liefst 3 miljard (8% van het Bruto Nationaal Inkomen) in eigen zak wordt gestoken –staat gewoon zo in de krant! – kan je je wel voorstellen dat dat geld niet betaald wordt. 
Het haar van de Masai vrouwen wordt geschoren, zodat ze daar geen last van hebben bij het koken, dat ze in de huizen (hutten) doen en wat natuurlijk een erg warm gebeuren is. We zijn in een huis geweest, dat groter was dan het van buiten leek, met verschillende vertrekken, voor het kleine vee, voor het grote vee, een slaapvertrek voor de ouders, twee slaapvertrekken voor de kinderen (6), een kookgedeelte en een vertrek om wat spullen op te slaan. Het was er erg donker binnen vonden wij,  maar voor hun was dat niet zo, zo gewend aan het duister als ze zijn.


Masai zijn polygaam, de ‘gids’ vertelde onze met een stalen gezicht dat mannen wel 6 of meer vrouwen kunnen hebben.

Het geld dat je betaalt om het dorp te mogen zien, wordt gebruikt om de kinderen naar school te laten gaan. 


We vonden het een leuk , interessant bezoek, hoewel het natuurlijk veel te vluchtig was. Maar dan toch nog steeds leerzaam en boeiend. Het zag er allemaal zo vredig uit. Je zou ook kunnen zeggen armoedig, maar dat was toch niet het eerste dat in me op kwam. Het leven is zo eenvoudig en eigenlijk ga je denken dat het leven zo ook bedoeld is. Wat heb je meer nodig? De Masai alleen maar koeien en kralen, en met beiden houden ze zich de hele dag bezig. De vrouwen met koken, voor de kinderen zorgen en sieraden maken, de mannen met vee houden. En dat is het dan. Ze zien er erg tevreden uit. 


Hierna zijn we terug gereden naar Nairobi en hebben weer 2 nachten op de Jungle Junction camping gestaan.  Het is een lekkere plek om wat onderhoud te doen, op te ruimen en in wat comfort te vertoeven.  Maar daar is dan ook wel alles mee gezegd, dus weer snel verder gereisd, naar Arusha, in Tanzania, om mijn reisagent, Lazarus, te bezoeken.  Die was heel erg verrast en erg blij om ons te zien in zijn woonplaats. We zijn eerst naar zijn kantoor gegaan, in een enorm gebouw, en daar kennis gemaakt met diverse medewerk(st)ers met wie ik anders alleen e-mail- en telefooncontact heb, dus het was heel leuk deze mensen nu eens te ontmoetten. Ook zijn vrouw was er, die veel zaken daar runt. Een kordate tante, heel leuk mee gesproken. Ze vertelden ons dat ze inmiddels maar liefst 40 Landcruisers hadden, rechtstreeks geïmporteerd uit Japan. De zaken gingen goed volgens Lazarus. Maar zijn vrouw, Joan, nuanceerde dat nogal en zei dat het hoogseizoen niet datgene had gebracht wat ze hadden gehoopt.  Tsja, nog steeds last van de recessie natuurlijk.  Lazarus vertelde ons ook dat hij aan het studeren was voor zijn MBA, zijn Bachelor had hij twee jaar geleden gehaald, er hing een mooie foto van hem in zwarte toga en met een sjerp om aan de muur.  Lazarus nam ons mee voor de lunch. Een hele grappige ervaring, daar het in onze ogen nogal een eenvoudig restaurant was  - van heel andere kwaliteit dan het restaurant waar onze Ethiopische agent Fikre ons mee naar toe had genomen in Addis Ababa – en het eten eveneens: een kippenpoot met rijst en spinazie (in kokosmelk, erg lekker!).  Maar gezien het grote aantal mannen die strak in het pak hier kwam lunchen, was dit toch echt een zakenrestaurant en ‘the place to be, to see and to be seen’.  Wij zien dat blijkbaar anders, dus dat was heel leuk.


Na de lunch hebben we nog wat rond gewandeld in Arusha, terwijl Lazarus terug was gegaan naar kantoor, en toen we daar een paar uur later aankwamen, stond hij ons al buiten met zijn vrouw en nog een echtpaar op te wachten. Dit echtpaar waren goede vrienden van hun en hadden net een hele luxe lodge geopend, net buiten Arusha.  Die zijn we gaan bekijken, heel erg smaakvol  met een en al design ingericht, echt schitterend, we waren onder de indruk. Ze vroegen ons nog of we die lodge niet wilden gaan runnen. Geen onaantrekkelijk voorstel.  Daarna naar de lodge van Lazarus gegaan, de Colobus Mountain Lodge, waar we twee nachten kosteloos mochten verblijven (of zo lang we hadden gewild).


We zijn naar de voet van de Kilimanjaro gereden, maar helaas was de hoogste berg van Afrika (5895 meter,  klanten van mij die veel sportiever zijn dan ik beklimmen die!) in de wolken, we hebben alleen de top boven de wolken uit zien steken. Maar de omgeving is al zo schitterend, heel erg groen met veel koffieplantages.  Moshi, waar we  26 jaar geleden waren geweest, was inmiddels een grote plaats geworden met hippe koffietenten en er was van alles te koop. Uiteraard staat ook in Afrika de tijd niet stil, maar wat een groot verschil met het kleine plaatsje dat wij ons herinnerden, waar ongeveer alleen een markt was.  Dat verschil is trouwens in alles zicht- en merkbaar. De bediening is tegenwoordig vrijwel overal erg correct en vooral ook snel! We hoeven niet meer 45 minuten op een soepje te wachten, waarvan je je afvraagt wat het is (What kind of soup is this? Uuuh, I don’t know), en waarna je dan vervolgens een half uur op een lepel moet wachten en dan nog weer een half uur op het zout waar je meteen om had gevraagd om nog enigszins smaak aan de soep te geven.  Tegenwoordig kan je overal erg lekker en smaakvol eten. En tot Franks grote genoegen, hebben ze heel vaak friet! In Kenia hebben ze zelfs heuse frietkotjes! O happy Frank!

Zie Frank stralen!

Nooit gebrek aan aandacht

Na twee dagen zijn we terug gereden naar Kenia, naar het oosten, naar Tsavo National Park, dat bekend staat om de vele olifanten en de dieren die wilder zijn dan in andere parken. De weg tot aan Keniaanse grens, dus in Tanzania, was prima; precies vanaf dat we Kenia binnen reden was het weer drama. Wel was het landschap meteen bijzonder fraai, met enorme baobabs. Ook al meteen de ‘rode’ (van het rode zand, waarmee de olifanten zich koelen en zich tegen de insecten beschermen) gezien. Het was wel grappig, we stopten ergens om een boterham (met kaas, ja, gewoon erg Hollands)te maken en ik zei voor de grap: Nou, geen olifant te bekennen. En precies een tel later trok in de verte een hele kudde voorbij! Toen ik uit de auto stapte stopten ze meteen, ongelooflijk, ze hoorden me en daarna begonnen ze te rennen.  Bizar, blijkbaar meteen gealarmeerd. 


Ons leven is wel een heel groot feest momenteel. Je kunt jezelf geen mooier cadeau geven dan dit ‘nomaden’ bestaan. Opstaan wanneer je wakker wordt én je zin hebt om op te staan, lekker buiten ontbijten zolang je wilt, te midden van vele vogels meestal,  gaan doen waar je zin in hebt en steeds genieten van al het moois, de wonderschone natuur waar je je vrijwel altijd te midden van bevindt. En dat dag in, dag uit. En zoveel mooie ervaringen en nieuwe inzichten opdoen, het is zo verrijkend. Maar ook zo relaxed! Steeds weer bedenken, wat zullen we nu weer eens gaan doen/beleven. Niks moeten  (nou ja, behalve wat koken en afwassen dan en wat klussen aan de auto en vooral…af en toe de auto zandvrij maken, want dat zand komt werkelijk overal), nooit iets snel hoeven doen, overal altijd de tijd voor hebben. We vrezen op een grote kater bij terugkeer…Maar we zien vol verlangen uit naar onze echte grote kater, Tommie,  en onze lieve Kumari die goed gegroeid is bij tante Jacqueline die zo geweldig goed voor hun zorgt! En natuurlijk naar JULLIE! Het is heerlijk om jullie mails te ontvangen en zo op de hoogte te blijven van hoe jullie leventje verloopt. We lezen ze altijd gretig.  Al het moois hier kan lang niet altijd het plezier dat we met jullie vaak hebben vervangen.


O ja, en wat we vooral niet zullen missen dadelijk, is het stof en zand. Om jullie niet al te jaloers te maken (;-)) zal ik ook een nadeel noemen:  je lijf, waar in alle poriën het zand en stof zit, moeten afdrogen met een handdoek die ook altijd vol zand en stof zit (dus nooit schoon is) en dan je kleding vol zand en stof aantrekken om te eten van een tafel vol zand en stof van borden vol zand en stof die je weer schoonmaakt en afdroogt met een theedoek vol….je raadt het al! Het is weer eens wat anders dan de biebelebonse berg (wie snapt dit, Frank namelijk niet zegt hij net). Ik ben blij dat ik op een zandschip ben groot gebracht, kan je het nog een beetje händelen. ;-) Nee, dan die arme Frank, die ervan gruwt om zand tussen zijn tenen te voelen. Ha, ha, je voelt bijna niet anders hier! En niet alleen tussen je tenen, ook altijd in je haren, kan wel blijven wassen, maar dan is er weer alleen water met…jawel veel zand erin! Of helemaal geen water natuurlijk…
Overigens worden wij soms ook wel gewekt… Door vogels, niet alleen door hun prachtige gezang, maar omdat ze steeds op de spiegels van de auto zitten te tikken met hun snavel. Zo hard soms, dat we eerst dachten dat er een mens op onze auto aan het kloppen was. De vogels zijn hier blijkbaar erg  ijdel, want ze zitten dolgraag in de spiegel te kijken en worden dan helemaal enthousiast bij het zien van zichzelf, denkende dat ze sjans hebben ofzo. Het is een dolkomisch gezicht, steeds dat gekoekeloer in de spiegels en dat driftige getik te horen.


We gaan maar weer eens slapen. Want slapen dat we hier doen!  Ongelooflijk, met gemak het klokje rond. We blijven onze erover verbazen. We zijn ook altijd heel moe ’s avonds. Hoe dat toch steeds kan? We begrijpen het echt niet.

Welterusten!
Frank en Stina


P.s. We hebben een PRIJSVRAAG! Wat denken jullie dat we het meeste koken/eten. Ik zal een hint geven: het is echte Hollandse kost! Dat vinden we er zelf zo komisch aan. Onder de goede inzenders verloten we een prachtige Masai-sleutelhanger (moet dan wel een nieuwe kopen, want Frank wil die van hem niet weggeven, hij is er al aan verknocht, net als ik aan mijn Masai-ring).

maandag 16 augustus 2010

Een boel beesten en waardeloze wegen

Jambo!

Het is weer een lang verhaal geworden. We hebben ons suf geschreven, nu kunnen jullie je suf gaan lezen zoals een vriendin van me mailde. Ik zou zeggen, lees iedere dag een stukje, dan is het net of we iedere dag wat sturen. Daar zijn we te lui voor, maar als we eenmaal in de toetsen klimmen, dan weten we weer van geen ophouden zoals je ziet.

Roofvogel in Bale Mountains

Vanuit Addis Ababa zijn we naar de Bale Mountains gereden, een schitterend natuurpark waar je wolven zou kunnen zien en inderdaad, we hebben er 2 gezien, erg imposant. Wel gek om daar rond te lopen terwijl er wolven zijn. Klinkt toch gevaarlijk. We zijn naar het hoogste punt gereden, bijna 4400 meter.  Het is een ruig gebied en als je afdaalt aan de andere kant kom je door een prachtig bos.  Vanuit Bale Mountains zijn we naar de grens gereden, naar Moyale. We namen per abuis de verkeerde weg, maar de grap was dat die korter bleek te zijn dan de weg die ons was aanbevolen, over Yabelo, en plotseling – nou ja, plotseling, het was een vreselijke hobbel de bobbel weg, een vrij heftig gebeuren – waren we dus in Moyale, bij de grens naar Kenia! Een dag eerder dan verwacht, dat was wel een beetje gekke ervaring. Net of we niet goed afscheid van het magnifieke Ethiopië hadden kunnen nemen. In Moyale verbleven we in het beste hotel daar, werkelijk goed en dat was een geluk want daar werd ik het voor het eerst ziek. Zomaar opeens was ik heel misselijk geworden, zakte bijna door mijn benen heen.  We zijn daarom een dagje langer in Moyale gebleven dan we bedoeld hadden. Was ook wel prettig om bij te komen van de toch wel zware tocht ernaar toe, want we wisten dat de rit naar de eerste plaats in Kenia een hele barre zou zijn, de slechtste weg die er aan de oostkant van Afrika te vinden is, berucht bij alle overlanders die hem hebben gereden. We hebben die extra dag gebruikt om geld te wisselen; een heel gedoe daar, kostte meer dan een half uur bij de bank. Toen nog wat beleefd. Want ’s avonds merkte Frank opeens dat hij zijn paspoort niet meer had. Grote schrik natuurlijk. Die was bij de bank achter gebleven wist Frank vrijwel zeker. Nog nooit meegemaakt, dat de bank employee er niet aan denkt die terug te geven en wij zelf ook niet. Maar een keer moet de eerste keer zijn. De bank was natuurlijk al dicht dus  we moesten tot de volgende dag wachten voor we gerust gesteld konden worden. En dat werden we meteen! Frank kwam de bank nog niet binnen lopen of ze zwaaiden al met het paspoort. Niks aan de hand dus. Gelukkig hadden we ons er ook niet al te druk om gemaakt omdat in Afrika altijd veel vanzelf weer goed komt, maar natuurlijk hebben we ook wel wat sombere gedachtes erover gehad.  Verder hebben we die dag gebruikt om te tanken, want brandstof is in Kenia een stukje duurder – ook al een heel gedoe, want bij 2 tankstations was alle brandstof op en bij de laatste ook, maar daar waren ze aan het bijvullen, dus na een half uur toch nog kunnen tanken gelukkig – en om de grensformaliteiten alvast te regelen. Heel apart, dat kon je dus een dag eerder doen dan dat je vertrok, dus er staat een stempel van vertrek in ons paspoort op 21 juli terwijl we pas 22 juli zijn vertrokken. Geen haan die ernaar kraaide toen we de volgende dag het land uitreden. Er werd toen niets meer gecontroleerd, we reden zo Ethiopië uit, heel bizar. Aan Keniaanse kant verliep ook alles heel soepel dus een uur later begonnen we aan de vreselijke rit naar Marsabit. Eerst dachten we nog, nou dat valt best mee die we waar iedereen zo steen en been over klaagt. Goed, er waren nogal wat kuilen en gaten en hij was alles behalve vlak te noemen, maar dat hadden we al vaker gehad, niet zoveel bijzonders vonden wij. Maar dat was toch te vroeg gejuicht,  want na ca. een uur begon de ellende pas echt. Jemig, gek werden we van de keien en stenen op de weg, de gaten en alles wat je erbij kan bedenken. Het was eigenlijk geen doen, we reden vaak met 20 km/uur (een andere overlander had 3 banden kapot gereden op dat traject en dat wilden we toch voorkomen) en na 8 uur door elkaar gerammeld te zijn kwamen we dan eindelijk in Marsabit aan. Daar op een leuke camping gestaan, Henry’s camp, waar helaas voor mij wel een griezelig groot insect op de stoel zat, ik durfde er niet eens goed naar te kijken. Hij was zo groot, dat ik even dacht – en vooral hoopte- dat die nep was. Maar er was een douche en toilet, voor de rest heerlijk rustig, midden in de natuur, zalig.

Bale Mountains
Wolf in Bale Mountains

De volgende dag doorgereden naar Samburu National Park.  Wederom een afgrijselijke weg, tot ca. 50 km ervoor, toen opeens,  o zaligheid, glad asfalt! Dat was echt een feest, want na meer dan 1,5 dag door elkaar te zijn geschud, waren we dat toch wel behoorlijk zat geworden. Een mens kan ook nergens tegen, althans niet deze 2 verwende mensen…

Netgiraffen in Samburu
Grevy's Zebra's in Samburu (zeldzaam en met uitsterven bedreigd)

Daar hebben we gekampeerd op een ‘vrouwencamping’, die dus geacht werd door dames te worden gerund, maar wij zagen er alleen mannen, die dan wel braaf beweerden dat zij de zonen van de beheersters waren…
Ook een hele mooie plek, aan de rivier, waar ’s avonds net voor zonsondergang het hele dorp, nou ja, vooral de jongeren, kwam om lekker te poedelen. De volgende dag hebben we dan voor ons het eerst een Nationale Park bezocht en het was meteen groot succes. We zagen al snel leeuwen, zelfs met welpjes en ook olifanten en giraffen. Inderdaad, zoals een hele lieve vriendin van me het noemde, een magisch gezicht. Ook al ‘kennen’ we de beelden, het blijft iets wonderschoons om van zo nabij de dierenwereld te mogen aanschouwen. Maar ja, Frank ging voor de luipaard, het liefst in een boom. Op al onze safari’s hebben we die namelijk nog nooit (goed) mogen zien, terwijl klanten altijd de mooiste foto’s daarvan sturen! Die zien ze altijd wel! De grap was, dat klanten ook net in Samburu verbleven en die zijn we gaan opzoeken in hun lodge. Het was heel leuk hun enthousiaste verhalen te horen, zij hadden veel gezien. In elk geval ook heel veel  olifanten gelukkig, en die had ik hun beloofd omdat ze die per se wilden zien deze keer, daar ze die op hun vorige reis in Namibië gemist hadden.  Maar nu hadden ze er zoveel gezien dat ze er op het laatst niet eens meer voor wilden stoppen bijna, het werd gewoon zeg maar.  Maar het  mooiste komt nog, want ze vertelden iets later dat ze net voordat ze in de lodge aankwamen…een luipaard in de boom hadden gezien! Precies wat Frank dus wilde. Hun chauffeur/gids was zo aardig om ons daar naartoe te brengen in onze auto, dus nu hebben wij dat wonder ook mogen aanschouwen! En inderdaad, het is iets ongelooflijk machtigs zoiets te zien. Zo’n grote kat, zo fraai om te zien, die daar lekker sloom met de poten over de tak in de boom ligt te slapen en later wat actiever werd vanwege plotseling rennende antilopen die waarschijnlijk door leeuwen werden opgejaagd.  Kortom: 1000 plaatjes van geschoten, vanuit alle hoeken en in alle standen.  De chauffeur/gids uiteraard fiks beloond, hij had zijn vrije tijd toch maar op geofferd om ons dit te gunnen.

Olifant in Samburu National Park
Luipaard in Samburu National Park

Daarna nog wat rondgereden in het park, wederom een leeuw gezien en die een stukje gevolgd, ze trok zich er niks van aan, liep stoïcijns door met ons erachter aan.  Ze was duidelijk op zoek naar een prooi, een mooi gezicht,  je herkent dan toch echt het kattengedrag.  Aan het eind van de middag zijn we naar een camping gegaan, ook weer heel mooi gelegen, midden in de bush en opgezet met natuurlijk materialen, dus de douche was een doek om boomtakken heen gevouwen, stond je dus lekker in de open lucht te douchen, heerlijk. Tijdens het eten lang met de eigenaar, Nahim, gesproken. Hij had een bijzonder leven, was overal op de wereld geweest, vader Palestijns en moeder Keniaans, hij was in alle opzichten een wereldburger maar met zijn hart bij de Keniaanse natuur.  Hij vertelde ons veel over het land en nog een mooi verhaal. Vrouwen en meisjes sjouwen altijd met die zware jerrycans met water op hun rug of hoofd. Hij had daar iets op bedacht, wieltjes eronder gemaakt zodat ze de jerrycans konden trekken en niet hoefden te sjouwen.  We hadden daar onderweg toevallig enkele van gezien. Toen we hem dat zeiden, was hij helemaal verbaasd. Want wat bleek: die uitvinding werd hem  helemaal niet in dank afgenomen en ook niet gebruikt! Want…water halen is een zeer sociaal gebeuren dat vrouwen graag doen, omdat ze dan alle tijd hebben om lekker te roddelen en bij te kletsen! Dat moet dus niet te snel gaan! Nu hij dat vertelde, herinnerde ik me dat al eerder te hebben gehoord in de context van waterputten die vlakbij het dorp worden geslagen door ontwikkelingswerkers. Daar zijn ze dan evenmin blij mee, om dezelfde reden! En altijd maar weer denk ik dan, wat moeten we toch beginnen met al dat ontwikkelingswerk? Hier zijn zulke andere waarden en normen, het is zo’n andere wereld,  wi j hebben daar geen notie van. En dan willen wij wel gaan bepalen voor hun wat goed voor hun is?! Zoals ik ook eens gelezen heb over een ontwikkelingswerker in Madagascar die de bevolking had geleerd om 5x per jaar te oogsten in plaats van 2x, waardoor de mensen honger leden!  Toen hij na een paar jaar terugkwam en vroeg of het goed ging met het oogsten, bleek dat ze weer maar 2x per jaar oogstten.  Hij vroeg hun of het niet lukte om 5x per jaar te oogsten. Jawel hoor, maar ja, hun ouders hadden altijd 2x per jaar geoogst, en hun voorouders en hun voor-voorouders, dus die traditie ging je niet doorbreken. Terwijl ze daardoor dus zelfs honger leden en wel wisten hoe ze 5x per jaar moesten oogsten. Maar ja, in een land waar traditie zo sterk is, gaat dat blijkbaar toch voor. Dat kunnen wij ons helemaal niet voorstellen, maar wij hebben dan ook weinig traditie en dat voelt ook wel eens arm aan. Het is een complexe materie, het beter krijgen. Wat beter, hoe beter, waarom beter?

Leeuw in Samburu National Park
Truck op slechtste weg van Oost-Afrika

Nahim gaf ons nog veel tips en zodoende gingen we een andere route volgen dan we zelf hadden bedacht .  Hij raadde ons aan om niet via de hoofdweg naar Lake Nakuru te gaan, maar bovenlangs, richting Marallal, via gravel- en modderwegen, maar wel veel mooier omdat je dan door allerlei dorpjes van verschillende bevolkingsgroepen zou komen. Dat sprak ons uiteraard heel erg aan, dus dat gingen we doen. Hadden we dat maar niet gedaan! Het was magnifiek mooi, we zagen veel  Samburu’s in schitterende traditionele klederdracht, we kwamen door bijzondere dorpjes, maar we kwamen ook bij een weg die door de regen was veranderd in een grote modderpoel met zulke enorme plassen, dat we steeds weer moest beslissen, hoe we die moesten passeren: langs links, langs rechts of er midden door.  We reden toen nog maar 5 km/uur! En dat stuk was 40 km! We glibberden  alle kanten op, het was echt doodeng. Het was net of je met de auto op ijs reed, je had er totaal geen controle meer over. We waren steeds bang in de greppel te belanden, dan zouden we er echt niet meer uit kunnen komen. Bij een wagen voor ons was dat al gebeurd, die kon geen kant meer  op. Ondertussen begon het ook nog te plenzen, het werd echt een hele toestand. Net toen we dachten dat het iets beter werd, kwam er een nog erger stuk en toen twijfelden we of we wel verder moesten gaan. Het was onbegonnen werk, de wagen glibberde alle kanten op, op hoop van zegen. Maar omkeren durfden we ook niet goed, dus toch verder gereden, en toen ging het toch mis: we belandden in de gevreesde greppel.  En wat Frank ook probeerde, we kwamen er met geen mogelijkheid meer uit, we hingen veel te scheef. Er kwam meteen een groep Kenianen helpen, zij duwden wat ze konden, maar er was geen beweging in die dikke Beer te krijgen. Het was onvoorstelbaar dat die mensen dat deden, met hun beste kleren en schoenen aan, zij hadden namelijk uit een minibus moeten stappen die zonder hun probeerde om over die weg te komen.  Het lukte niet. Toen maar de zandplaten onder de wielen gelegd, en keien gezocht om eronder te leggen, maar ook dat lukte niet. Net toen we dachten dat het toch wel een echt hopeloze zaak  aan het worden was en we al vreesden dat we in de scheve auto in de modderpoel de nacht zouden moeten doorbrengen, kwamen er twee Kenianen aan die instructies gaven hoe eruit te komen. De zandplaten moesten in elk geval meteen weg, die waren voor zand, niet voor modder! Op de cursus hebben we dat anders geleerd (toch, André?!) en later hoorden we ook van andere overlanders dat je die wel degelijk ook in de modder kan gebruiken, maar goed, we haalden ze maar braaf weer weg.  Ze gaven nog meer instructies waarop ik toen vroeg of ze zelf achter het stuur wilden gaan zitten. In dit geval stonden de beste stuurlui niet aan wal maar zat achter het stuur: het lukte hem na grof geweld wel  degelijk Beer uit de greppel te krijgen. De auto glibberde alle kanten op, maar daarna reed hij hem toch maar mooi naar een iets beter stukje weg. We waren ‘gered’! We waren dolgelukkig en dus gaf ik de chauffeur 10 Euro die hij vol ongeloof en stralend van blijdschap aannam, maar het was duidelijk dat het hem geenszins om geld te doen was geweest, Hij had gewoon willen helpen. En okay, zijn stuurmanskunsten willen tonen, maar hij had ook alle reden om daar heel  trots op te zijn.  We zijn daarna nog 15 km verder geglibberd, hopende niet weer in de greppel te belanden waar Frank wonder boven wonder, want de weg bleef bar en boos, in slaagde. Toen werd de weg wat beter, een stuk minder modderig en kwamen we net voor donker bij Lake Baringo aan, waar we een pracht plek aan het meer hadden met uitzicht op een krokodil  en het geluid van nijlpaarden vlakbij, die precies op de plek waar wij stonden ’s avonds aan land kwamen, zo vernamen wij iets later…Inderdaad hebben we ze de eerste avond heel duidelijk om ons heen gehoord toen we op bed lagen en de derde avond hebben we ze zien lopen,  twee enorme dikhuiden die maar liefst 50 km/uur kunnen rennen en daarom zo gevaarlijk zijn, want dat verwacht je niet, dus ze doodden meer mensen dan leeuwen.  Andere mensen vertelden ons dat ze de avond daarvoor een nijlpaard achter hun aan hadden gekregen die waarschijnlijk  geïrriteerd werd door het geklik van hun fototoestel, zij waren echt achter hun auto gevlucht voor dat beest!  Tsja, het is natuurlijk allemaal magnifiek om te zien, maar toch maar liever niet al te dichtbij.

De modderweg waarin we wegzakten
Lake Baringo

Wij hebben een paar heerlijke dagen doorgebracht aan het meer, het was een hele vredige plek met erg veel prachtige vogels, waarvan sommigen echt heel brutaal waren, die aten de broodkruimels van je bord.  Toen we aankwamen zat onze auto helemaal onder modder (vanwege ons modder-avontuur ), van boven naar beneden. Dus vroeg een jongen de volgende dag of hij de auto mocht schoonmaken. Het bleek de nachtwaker te zijn die van 18.00 tot 06.00 uur werkte en dus tot maar liefst 08.30 uur – toen wij eindelijk opstonden – had gewacht om te vragen of hij de auto mocht wassen. ..!  Daar is hij dik twee uur mee bezig geweest, daarna zag hij er weer piccobello uit. Toch wel handig een schone auto, anders blijf je zelf ook niet lang schoon...

Toen we vertrokken vroeg een andere bewaker ons of we uilen wilden zien.  Natuurlijk! Hij mee in de auto en ons de uilen geshowd,  prachtig! En die jongen zo ook weer wat bij verdiend.  Deze jongen had al eerder een brood voor ons gehaald, in een dorpje 1,5 km verderop, waar hij binnen 15 minuten van terugkwam gerend met het brood. Voor welke service hij 0,20 Euro vroeg! In Afrika is altijd alles zo makkelijk te regelen! Geen brood meer bij de plaatselijke ‘bakker’? Nou, dan laat je die toch halen in een dorp verderop? Zit je met de auto vast? Dan wordt die er door een local wel weer uitgehaald. Ieder probleem lijkt altijd vanzelf wel weer te worden opgelost in Afrika, linksom of rechtsom.  Daarom is het reizen hier ook zo makkelijk. Veel mensen denken altijd aan alle ramspoed die je zou kunnen overkomen in Afrika, maar onze ervaring is juist andersom:  er is al niet veel ramspoed en als die er al is, wordt die vaak sneller en makkelijker opgelost dan bij ons. O jee, gevaarlijke uitspraak, afkloppen! Wie weet wat ons dadelijk overkomt…

Flamingo's in Lake Bogoria
Geiser bij Lake Bogoria

Vanuit Lake Baringo zijn we naar Lake Bogoria gereden, een sprookje! Miljoenen flamingo’s in een felblauw enorm groot meer dat wordt omgeven door geisers en schitterend gebergte! Kortom, je waant je enerzijds in IJsland, maar door de flamingo’s toch ook duidelijk in Afrika.  Het is bijna onwezenlijk, om zoveel flamingo’s te zien en dan ook nog eens met spuitend water vanuit de geisers daarvoor. Daar hebben we 2 nachten gekampeerd op een wonderschone plek met hele grote vijgenbomen en voor de rest niks, geen voorzieningen (nou ja, twee vieze hokken met nog viezere gaten aan de grond, dus dan maar liever in de natuur je behoefte doen), maar ook geen mensen, er was helemaal niemand! Toegegeven, dat was eerst ook wel even een beetje eng, zo midden in de jungle zonder iemand, maar al snel vonden we het juist super. En natuurlijk ben je in de jungle toch nooit alleen, de bavianen zijn er altijd. Die bleven gelukkig op veilige afstand; ze kunnen ook wel eens een beetje al te brutaal zijn (daar weet jij alles van he Gerda?!).. Mooi kampvuurtje gemaakt en genieten maar! De volgende dag kwam er ’s middags een groep Kenianen  uit een minibusje rollen, veel meer menen als dat er zitplaatsen waren volgens ons, en die gingen daar op boomstronken debatteren. Na ca. 2 uur stapten ze opeens op, vlogen het busje in met de woorden: het gaat regenen. En inderdaad, 5 minuten later viel het met bakken naar beneden. Maar nog net daarvoor waren ze allemaal weer uit het minibusje geschoten om ons een hand te geven, allemaal (!), en uit te leggen dat ze leraren waren en de jaarafsluiting hadden besproken. Ha, ha, over vergaderen op de hei gesproken. En ze boden hun excuses aan dat ze hadden ingebroken op onze privacy. Hoe bijzonder toch! Wij zijn gast in hun land en nog vinden ze dat wij de eerste rechten hebben of zoiets! Dat zou bij ons toch nooit gebeuren. Met veel kabaal zouden mensen je rust verstoren en met nog veel meer kabaal weg gaan, zonder een boe of bah. Hier komen ze zich allemaal voorstellen en bieden ze excuses aan, terwijl het uiteraard gewoon een openbare plek is.

Flamingos'en geisers bij Lake Bogoria
Bushcamp in Lake Bogoria

Ook Kenianen zijn weer hele prettige, vriendelijke mensen.  Misschien nog wel weer iets goedlachser dan in Ethiopië, ik vind het een hele gulle, joviale lach. En omdat ze hier veel meer gewend zijn aan toeristen, verloopt alles erg soepel en word je ook veel minder aan gestaard, dat is ook wel  prettig. Het is allemaal erg relaxed.

Na Lake Bogoria gingen we op weg naar Nairobi. Nog geluncht bij een bijzonder fraai hotel, Lake Nakuru Country Club, waar onze klanten ook vaak verblijven. Echt schitterend daar, een prachtig koloniaal pand omgeven door een enorme tuin, meer een park te noemen, met ook nog een stuk wildernis waar je kan wandelen en dieren en vooral vogels kunt zien. Echt zo’n plek waar je wel minstens een week zou willen vertoeven. Daarna verder gereden en nog twee ernstige ongelukken onderweg gezien, want zeker de minibusjes rijden hier als gekken. Bij 1 ongeluk zagen we de bestuurder dood op weg liggen, afgrijselijk. Ze lieten hem daar gewoon liggen, waren met van alles en nog wat bezig behalve met het bergen van het lijk zo leek wel.

In Nairobi zijn we een paar dagen verbleven op de voor overlanders  meest beroemde camping van heel Oost-Afrika:  Jungle Junction. Het was even wennen, een stuk grasland omgeven door een hoge muur met prikkeldraad, want ja, Nairobi, bijnaam Nairobby, heeft nu eenmaal geen beste reputatie op veiligheidsgebied. Het voelde aan als een soort gevangenis, zeker na alle plekken midden in de natuur waar we tot dan toe waren verbleven. Maar wel een hele  prettige gevangenis, met super goed werkende draadloos Internet, schone, warme douches, een (gemeenschappelijke) kamer met comfortabele banken en een open haard (ja, ja , echt nodig, het was erg fris in Nairobi, 16 graden!) en een gemeenschappelijke keuken. En een werkplaats voor auto’s en motoren en daar ging het ons om, want Beer had wat onderhoud nodig:  olie vervangen en alles na laten kijken, waarbij er alleen uitkwam dat de wiellagers voor opnieuw moesten worden gesteld. Het was een klus van volgens  Franks inschatting (die ooit bij een garage heeft gewerkt) ca. 2 uur, maar waar ze op z’n Afrikaans 5 uur overdeden, maar dat maakte ons niet uit, want ondertussen konden we lekker Internetten - dat was al meer dan 2 weken geleden – en allerhande klusjes doen zoals het beddengoed verschonen.

We zijn daar naar de supermarkt gegaan en wisten echt even niet wat we zagen. Alles was er te koop:  brownies, wijn, toffees, pindakaas, Goudse kaas, bruinbrood, bloemkool, broccoli. Alles! Het was het paradijs en toch ook weer niet, want zoveel keuze waren we echt helemaal niet meer gewend dus we raakten er gewoon wat van in de war. Klinkt waarschijnlijk heel overdreven, maar het was echt waar. Bijna drie maanden lang hebben we niet gegeten wat de pot schaft, maar wat de ‘winkel’ (het stalletje) schaft, en vaak was dat alleen maar uien en tomaten. En dan waren we soms helemaal blij als er ook  paprika’s (hele kleine,erg  verschrompelde die je bij de AH minachtend aan de kant zou gooien) waren.  En nu opeens konden we alles krijgen en wisten we gewoon even niet meer wat te nemen. Zelfs schaaltjes met gemengde groentes en zakken sla. En alle soorten vlees, en zo mooi, zonder een vetrandje (normaal is het meer vet dan vlees). Je zag er dan ook wel voornamelijk blanken (expats)…Want duur was het uiteraard ook! We konden natuurlijk toch niet de verleiding weerstaan en dus allerlei lekkers gekocht en veel verschillende soorten groenten en voor het  eerst sinds lange tijd weer vlees, prachtig mager rundergehakt. En dus schrokken we van de prijs bij de kassa. Ha, ha, allemaal weer net als thuis.

Maar we hebben gesmuld van het broodje met kaas, de koeken en snoep, de wijn en de weer overdadige maaltijden met alles erop en eraan. Het was wel grappig dat dit feest precies halverwege onze reis plaatsvond.  Maar om nou te zeggen dat we er echt zo naar verlangden? Echt niet, het ‘sobere’ (naar Westerse maatstaven, maar uiteraard nog steeds erg luxe in vergelijking met de mensen hier) leven bevalt ons eigenlijk wel prima.  We missen nauwelijks iets. Maar het gekke is, dat als het er opeens dan weer allemaal is, dat je het dan toch gaat kopen. Gewoontedier? Zwakte? Hebzucht?
Bij Jungle Junction nog een Duits stel ontmoet, die we ook al eerder bij Lake Baringo hadden gezien, en die al 1 jaar en 9 maanden onderweg zijn! Ik bedoel maar, wat stelt ons half jaar nu eigenlijk voor? Zij zijn langs de westkant gekomen en nu terug naar boven aan het rijden, maar lopen tegen een groot probleem aan, aangezien er in Nairobi geen visum meer voor Ethiopië wordt afgegeven sinds kort…We hoorden van weer andere overlanders dat dat ook niet meer in Khartoum wordt gedaan sinds kort, dus wij hebben nog heel veel geluk gehad dat ze dat bij ons nog wel deden toen wij daar waren. Hoe die Duitsers nu thuis moeten komen, weten ze even niet.

Het is een leuk stel en we hebben veel met hun gekletst. Het grappige is dat ze in dezelfde auto met daktent en interieur reizen als wij. Hier in Kenia zie je juist weer veel meer Landrovers.

Na 3 dagen binnen de muren van Jungle Junction te hebben vertoefd, met als enige uitstap naar de supermarkt en shopping mall (super Westers, heel luxe allemaal), hadden we het wel gezien, ondanks de gezelligheid met het  Duitse stel en nog wat andere overlanders, en zijn we snel weer terug naar de schitterende natuur gegaan, naar Masai Mara, de topattractie van Kenia.  Waar het tweede stuk van de weg weer om te huilen was zo slecht, 2 uur lang weer moeten hobbelen en bobbelen en soms gewoon zoeken hoe je nou moest rijden midden in de rimboe.  Tot nu toe hebben we moeten concluderen dat de wegen werkelijk nergens zo slecht zijn als in Kenia, notabene een van de meest toeristische landen, dus je vraagt je echt af waar al dat geld (60 USD per persoon entree voor een natuurpark, voor iedere 24 t. uur!) blijft…Nou ja, dat weten we natuurlijk wel, maar treurig blijft het.  Wat voor kabinet we in Nederland ook krijgen,in vergelijking met ieder Afrikaans land mag niemand van ons daarover klagen, want ons kabinet is tenminste niet corrupt en steelt niet van de mensen.  En daar mogen we toch heel, heel dankbaar voor zijn. Hier worden de entreegelden voor de parken verhoogd van 40 naar 60 USD waardoor het toerisme en dus de inkomsten voor de gewone man vermindert en alleen de zakken van de machtshebbers nog meer worden gevuld.  Hoe schrijnend is dat te weten als je langs de sloppenwijken rijdt of de mensen met nog 2 draden aan hun lijf ziet lopen. Niemand maar dan ook niemand die zich om hun bekommert.  Nu niet en nooit niet. Uitzichtloos. Het barst hier van de scholen in Kenia, Nog nooit ergens zoveel scholen gezien, om de kilometer staat er wel een bordje met primary of secondary school, university, academy. Het analfabetisme is hier dan ook werkelijk bijzonder laag, 15%! Iedereen loopt heel trots in zijn/haar schooluniform, hele zwermen schoolkinderen kom je voortdurend tegen onderweg. Maar wat als ze klaar zijn met hun opleiding?! Er is geen werk, als je heel  veel geluk hebt kan je nachtwacht op de camping worden met je HBO opleiding! Waar alle toeristen je min of meer minachtend aankijken; ach gut, dat manneke, onze nachtwacht. Moet je je voorstellen.  Behalve dus dat je geen toekomst kunt opbouwen, nauwelijks uitzicht hebt om je te verbeteren, word je ook nog eens bijna respectloos behandeld. Want je bent ‘maar’ nachtwacht of ober. Maar ondertussen ben je wel vaak hoger opgeleid dan de mensen die je wat meewarig aankijken en die je vaak behandelen alsof je een kind bent. Zou al die kennis die je dan op school hebt vergaard niet soms juist in de weg zitten en alleen maar voor frustratie zorgen? Ik heb dat in Gambia gezien. Die mensen wilden nog maar 1 ding: naar Europa, naar het paradijs!  Van dat verlangen werden ze bijna gek, daar waren ze alleen nog maar op gefocused, bij gebrek aan uitzicht in hun eigen land.

En is het dan zo gek, zoals onze Zuid-Afrikaanse reisvriend Lodie dat wel vond, dat een moeder je smeekt om haar kind mee te nemen naar jouw land. Lodie was daar hogelijk verbaasd over toen ons dat overkwam tijdens een koffieceremonie bij een Ethiopische familie. Hoe kan een moeder afstand doen van haar eigen kind, waar is de moederliefde vond Lodie. Maar volgens mij is dat juist de moederliefde: je denkt namelijk zeker te weten dat je kind het beter zal krijgen in ons land, en aangezien je als moeder het beste wilt voor je kind, geef je het nog liever mee aan Westerlingen dan dat je het bij je thuis houdt, ondanks dat je haar/hem dan zult moeten missen. Zijn/haar geluk gaat boven dat van jou en ze zijn ervan overtuigd dat dat geluk op hun ligt te wachten in Europa of de VS. Ik heb het zelfs eens mee gemaakt in Senegal dat een moeder haar baby in mijn armen duwde en daarna keihard wegrende. Zij was radeloos, en ik vervolgens ook. Gelukkig kon ik nog harder rennen en heb het kind terug geduwd. Maar nogmaals, in deze landen heersen andere normen en waarden,  onder andere door de heel andere omstandigheden waarin de mensen verkeren.

Inmiddels hebben we een pracht ervaring in  de Masai Mara gehad, waarover volgende keer meer.

Kwaheri!

Frank en Stina

vrijdag 6 augustus 2010

Ethiopië: een lust voor het oog, een steek in je hart

Inmiddels zin we er helemaal vertrouwd mee: ezels stoppen voor een auto, koeien lopen stoïcijns door en geiten springen alle kanten op en zijn dus het engste. Verder wordt er veel naar ons gezwaaid en voelen we ons dus vaak Alex en Maxima, want je zwaait uiteraard terug. Ook wordt er regelmatig een hand opgehouden voor geld. Meestal maken we dan hetzelfde gebaar terug en dan weten ze niet wat ze er mee aan moeten. Een keer maakte ik ook mee dat toen ik dat deed het kleine jongetje enthousiast naar me toe rende en zijn armpjes om mijn been sloeg; het leek alsof hij mijn gebaar uitlegde alsof ik mijn armen uitnodigend voor hem had gespreid. Kortom: vaak weten ze niet eens wat ze eigenlijk doen, weten ze volgens ons niet eens dat ze met het omkeren van hun hand om geld vragen. Ze doen maar wat. Maar pubers doen het ook vaak, en die weten het natuurlijk heel goed.














De oude stad Harar
De armoede is schrijnend zichtbaar


Vanuit Dessie zijn we naar Harar gereden, dat voor veel moslims na Mekka, Medina en Jerusalem de meest heilige stad is. Heel bijzonder in een land dat overwegend christelijk is! Voor ons was het vooral een stad van veel weirdo’s en bedelaars. Een beetje merkwaardige sfeertje, beetje grimmig wel. Onvoorstelbaar veel mensen die letterlijk in de goot lagen. Erg akelig. En waarschijnlijk omdat ze zo weinig gewend zijn aan toeristen, werden we altijd maar aangesproken en aangestaard. Niet altijd even prettig.

Harar heeft een ommuurde oude binnenstad met kleine, nauwe straatjes en huizen die wit, blauw en soms in een andere kleur gepleisterd zijn. Erg leuk daar rond te dolen. Geen auto’s, ezels is het vervoermiddel. De stad zelf is ook best leuk opgezet, gezelliger dan de andere steden die we tot nu toe hebben gezien. Met verschillende markten voor de verschillende bevolkingsgroepen.
We zijn er ook nog bij een bijzonder kerkhof even buiten de plaats gaan kijken, naar prachtig beschilderde grafzerken, allemaal midden in het gras en tussen de bomen gelegen, het zag er vredig uit.
In Harar was maar een fatsoenlijk restaurant, ‘Fresh Touch’, maar daar was het dan ook zeer aangenaam vertoeven: een echt gezellig terras met lekker eten en een hele leuke sfeer. Daar hebben we ook de de WK finale gezien, waaraan jullie waarschijnlijk net zo min als wij aan herinnerd willen worden… Wij keken met de enige twee andere toeristen in town… Spanjaarden! En voor de rest allemaal pro-Spanje Ethiopiërs, dus na afloop zijn we maar snel weg gegaan…

Een buizerd
Colobus apen op reservewiel
Overigens zijn er in Ethiopië sowieso erg veel terrasjes, bijzonder leuk! Zeker allemaal (de koffie en en de pizza’s) de invloed van de Italianen.
Terwijl ik dit schrijf (op 17 juli) is het al weer een week later en zit Frank nu lekker te lezen aan het fraaie enorme meer Awassa, met om ons heen de geweldige leuke Colobus apen, waar je wel naar kan blijven kijken, visarenden en in het meer hele aparte eenden met kleintjes, ook erg schattig om naar te kijken.

Maar goed, even terug naar Harar. We hadden gelezen over een bijzonder dorp daar in de buurt, Komori, en de weg ernaartoe was ‘rough en dirty’, maar dat leek ons met onze Beer (en chauffeur Frank!) geen probleem. Afijn, na 45 minuten geploeterd te hebben over een pad dat geen weg te noemen was kwamen we bij een stuk vol keien en kuilen en besloten we het op te geven, het leek ons geen doen en wat zou ons verder nog te wachten staan? Net op dat moment passeerden ons twee mannen en een jongen van ca. tien jaar en die zeiden dat de weg daarna beter zou zijn. Dus we waagden het er maar op. Hun optimisme was niet zonder eigen belang want nadat we de hindernis genomen hadden, onder aanmoedigende kreten van hun, vroegen ze vervolgens of ze mee mochten rijden. Uuuh, ja, dat mag wel, maar we hebben nauwelijks plek. Nu wordt dat in Afrika echt heel anders gezien, maar dit vonden we toch heel bijzonder: met z’n drieën gingen ze op een achterbankje (jullie weten hoe klein die is) zitten,met de tuinstoelen voor hun benen, dus waar ze hun benen lieten is een raadsel. Afijn, met vijf man in onze Beer hobbelden en bobbelden we verder. Een man moest er onderweg uit, de andere met de jongen van tien zei dat hij wel mee wilde naar dat dorp en dat bleek achteraf weer een geluk te zijn, want hij sprak wat Engels en kon dus zo een beetje tolken voor ons en liet ons de huizen binnen gaan, wat we anders natuurlijk niet gedaan hadden. We krijgen onmiddellijk injera aangeboden (de soort pannenkoek die de meeste Westerlingen net rubber vinden) met daarop wat gemalen pepertjes als soort saus. Best lekker! Maar we kregen de indruk dat dit ongeveer hun enige eten was en dan zouden we het nog geen drie dagen volhouden denk ik (dan is rijst met alleen pindasaus zoals ik weken in Gambia heb gegeten, twee keer op een dag, toch echt een stuk beter). Daarna gingen we naar het dorp van die andere jongen die met ons mee liftte, Umardin. We vroegen hem hoe oud hij was: I think 18 or 19… O ja, in deze landen doen ze meestal niet aan geboorteregistratie… Hij bleek iedere dag naar de college in Harar te lopen vanuit zijn dorp: drie uur heen en drie uur terug! En kinderen bij ons maar klagen als ze een kwartier naar school moeten fietsen! In het dorp was geen elektriciteit of water, alleen bij de paar putten in het dorp. In het huis waren geen meubels, alleen matten om op te zitten. Wij dachten, wat moet dat steeds een overgang zijn voor die jongen, vanuit de stad Harar waar ‘alles’ (naar Ethiopische maatstaven!) is, naar zijn dorp waar nauwelijks iets is. Geen auto te bekennen, geen school, geen kliniek, geen winkeltje. Wij zaten nog geen tien minuten bij zijn moeder thuis binnen, of ca. tien man kwamen ook binnen. Onder wie de dorpsleiding. We waren net koffie aan het drinken en ook zij kregen dat aangeboden. Er waren maar vijf plastic bekertjes, dus om de beurt. Je hebt ook niet zoiets als een ‘eigen’ bekertje, want het tweede kopje koffie kreeg ik uit het bekertje dat net iemand anders had opgedronken in plaats van dat ‘mijn’ bekertje werd bijgevuld. Alles is hier veel meer van de gemeenschap, er is niet echt mein en dein. Koffie bijmaken is ook heel eenvoudig: je schenkt gewoon nieuw water in de koffiepot. Kortom, de mensen die het laatste kwamen kregen meer iets dat eruit zag als warm water dan als koffie. Wij kregen wederom injera aangeboden, maar alle anderen niet, waarschijnlijk toch echt een soort delicatesse….Verder werden er pelpinda’s rond gedeeld, heel gezellig. Jammer genoeg waren ze niet gebrand. Toch nog even zeuren ;-)

Begraafplaats in Harar
Awash National Park
Bij de tien mannen was ook een ontwikkelingswerker. Dat vond ik reuze interessant. Maar op mijn vraag waar hij zich mee bezig hield kwam hij helaas niet veel verder dan ‘cultural’. Er leken mij belangrijker issues, maar dat is misschien weer mijn Westerse kijk op de zaak…

De dorpsleiding wilde graag contact met ons blijven houden omdat ze dachten dat wij wel heel veel goede ideeën zouden hebben om het dorp verder te ontwikkelen omdat we zoveel reizen en zoveel zien. Tsja… Het werd al met al een hele bijzondere dag waaraan we allebei veel plezier hebben beleefd. Toen we terug kwamen bij de auto stonden er alweer drie mensen te wachten die graag met ons mee terug wilden rijden. We konden ons er iets bij voorstellen… Openbaar vervoer is er niet naar deze afgelegen dorpen en anders moet je dus drie uur lopen. En weer terug….

Gezellig aan het meer van Awassa
Het dorp Umardin
Zoals ik zei, zit Frank dus aan het meer te lezen. Ethiopië is echt geweldig mooi: heel groen, bergen, valleien, meren. Het is dikke pret om hier te rijden, je kijkt je ogen uit. Ook wat je onderweg allemaal ziet, steeds mensen die met van alles sjouwen: takkenbossen, gereedschap, water, geweren (die bij ruzies tussen de verschillende bevolkingsgroepen echt gebruikt worden; op veel bussen staat een sticker met daarop een geweer met een rode streep erdoor: verboden geweren mee te nemen!).

Afrikaanse coupe voor Frank
Straat in de oude stad Harar
Trouwens, over lezen gesproken, we hebben erg leuke boeken van jullie gekregen: we hebben allebei erg gelachen om de Pizzamaffia, het Diner van Herman Koch was bijzonder, ik ben nu de romans van Glastra-van Loon aan het lezen, ook erg mooi! O ja, en ook de Eenzaamheid van de Priemgetallen vond ik heel goed. Nog veel meer natuurlijk, maar deze schieten me zo te binnen. Nogmaals bedankt dus lieve gevers!
Vanuit Harar zijn we naar het Awash National Park gegaan voor onze eerste ‘safari’. Dat was heel leuk. We hebben veel plezier gehad met de Colobus apen die op onze auto sprongen en heel brutaal naar binnen keken of er iets lekkers te halen viel. Beer werd helemaal belaagd, er zaten er wel vijftien op, zowel op de motorkap, als op het dak, als op de achterkant en op de zandplaten. Zo schattig om te zien. Verder antiloopsoorten in grote getale gezien en wrattenzwijnen en een paar erg mooie vogels waaronder een hele kleurige papegaai-achtige en grote buizerdsoorten. Al met al vonden we deze eerste ‘proefsafari’ zeer de moeite waard en vonden we het heel leuk om zelf te dieren te spotten en in alle rust met een verrekijker hun gedrag gade te slaan.

Mooie vogel in Awash National Park
Kingfisher
Na Awash naar Addis Ababa gereden en dat kostte meer tijd dan verwacht, omdat het een hele drukte was bij het binnen rijden van Addis. In Addis goot het van de regen, dat was ook weer even wennen. Een leuk Guesthouse gevonden, Ankober, en daar twee nachten verbleven. ’s Avonds bij een onverwacht luxe Italiaans restaurant, vlakbij het guesthouse, Castelli, gaan eten. Met tafellinnen en al! Het was al 60 jaar in handen van een Italiaanse familie en je waande je ook echt in een restaurant in Italië. Zelfs best lekkere wijn op. Het was veel te duur voor ons budget (ca. tien keer duurder dan waarvoor we normaal eten!) maar we hebben er wel heel erg van genoten. We zeiden maar dat het nog voor Franks verjaardag was. Ha, ha. Natuurlijk voel je je ook wel schuldig als je zo eet, in de wetenschap dat andere mensen heel direct om je heen niks hebben. Waar een maiskolf een heuse tractatie is – die worden langs de kant van de weg volop verkocht als snack – en kauwgom per stuk wordt verkocht. Waar in de verre omtrek vaak geen kliniek is en we mensen met een brancard gemaakt van bamboestokken een zieke zien vervoeren, die zo vele, vele kilometers moeten afleggen. In de hoop nog op tijd te zijn…

Met onze agent Fikre en zijn vrouw Kidist aan de traditionele Ethiopische lunch
Sloppenwijk gezien vanuit Hotel Churchill in Addis Ababa
De volgende dag met onze erg vriendelijke reisagent, Fikre, afgesproken. Een hele leuke dag gehad samen met hem en zijn vrouw die ook bij hem werkt. Naar het kantoor geweest en naar zijn huis, een fraai groot huis dat hij aan het verbouwen was. Verder heerlijk geluncht (voor het eerst DE delicatesse voor Ethiopiërs gegeten: kifto, rauw vlees…) en nog wat hotels bekeken, waaronder het prachtige Churchill hotel. De marketingmanager was heel enthousiast over het prachtige uitzicht over de stad vanuit dit hotel. En inderdaad kon je vanaf de twaalfde verdieping over bijna heel Addis uitkijken, schitterend. Maar als je vlakbij keek, dan zag je beneden de sloppenwijken… De gammele hutjes met daken van golfplaat… Hij beweerde dat die mensen niet altijd arm zijn maar er soms gewoon voor kiezen uit gemak om daar te blijven wonen en om zijn stelling kracht bij te zetten, wees hij op de auto’s die bij sommige van die hutjes stonden. Dat leek inderdaad wel in groot contrast met de woning. Maar je kan je moeilijk voorstellen dat je daar blijft wonen als je beter kan…

Samen eten van de traditionele Injera
Het dorp Umardin
Fikre heeft ons ook weer veel wijzer gemaakt over dingen die we gezien hadden onderweg en niet konden plaatsen. Takken die achterop een vrachtwagen worden gebonden zijn om te voorkomen dat dieven op de wagen klimmen (die takken hebben doornen). En rivieren staan zo droog omdat er dammen worden gebouwd. Wel heel triest dan voor de mensen die in de buurt van die rivieren wonen! Mannen met een oranje baard zijn afkomstig uit Somalië, die verven hun baard. Er wonen hier veel mensen uit Somalië en die zijn volgens Fikre vaak erg vreemd. Een bedelaar die beweert dat hij vroeger leraar was, vertelt volgens Fikre wellicht de waarheid. Fikre legt uit: leraren verdienden vroeger 350 Birr (20 Euro!!) per maand en nu ze met pensioen zijn krijgen ze nog maar 50 Birr (3 Euro!!). Daar kunnen ze uiteraard niet van leven. Hoe triest. En je denkt bij bedelaars toch vaak dat het mensen die nooit iets hebben gedaan/kunnen doen. Overigens wordt het beroep van leraar tegenwoordig een stuk beter betaald en zijn ook de pensioenvoorzieningen beter. De huidige regering heeft namelijk begrepen dat ze daarmee een grote schare voor zich winnen… Over de grote arme laag van de bevolking zegt Fikre dat hun toekomst er alleen uit bestaat om vandaag te overleven. Daarmee is veel gezegd.

Een hoop pret bij de groepsfoto in Komari
Kinderen in het dorp Komari
Wat bijzonder blijft in een land als deze is dat het onmogelijke mogelijk is voor de mensen en het mogelijke onmogelijk. Zo hakken ze met gemak een enorme stapel rotsblokken met eenvoudig gereedschap tot kleine stukjes – wij zouden er niet eens aan denken zoiets te gaan doen – maar blijft een blubberweg een blubberweg, niemand zal daar iets aan verbeteren. Zelfs de mooiste ‘resorts’ zijn vaak over een soort koeienpad bereikbaar. Nou zijn die hier ook heel veel meer dan auto’s ;-)

De auto’s die er rijden zijn vooral Toyota’s, veel landcruisers, vaak van de UN! Die komen we echt overal tegen. En de zakken eten waarop ‘US-aid’ staat, zien we op de markt verhandeld worden. Ach ja, we weten al dat de ontwikkelingshulp een hele industrie is geworden die zichzelf maar al te graag in stand houdt. Omdat dat ontwikkelingswerkers er zelf zo goed van kunnen leven, zoals ook Fikre opmerkt.

In een woning
Meisje in het dorp Umardin
De volgende dag nog een lekkere macciato gedronken samen met Fikre en toen zijn we vertrokken naar Awassa. Dat is maar een rit van vier uur, maar het kostte anderhalf uur eer we Addis uit waren! Onderweg nog wat fraaie ‘beachresorts’ (zo noemen ze de leuke bungalows aan de meren hier) bekeken en dus waren we pas vlak voor het donker in Awassa. Het viel niet mee hier een hotel te vinden, want net als in Gondar was het dit weekend weer afgestudeerden-feest. Wel erg grappig, want je ziet dan deze afgestudeerden allemaal in lange zwarte gewaden met zo’n vierkant petje met kwastje op lopen. En veel mensen in hun mooiste – vaak traditionele - kleding, en die is werkelijk schitterend. Als we niet kamperen willen we dan toch altijd voor ongeveer kampeerprijs slapen. Dat betekent dus de goedkoopste hotelletjes, voor meestal nog geen tien Euro per nacht. Daar is meestal wel iets mee: deze keer hadden we een douche (met alleen koud water) die niet meer uit kon. Het werd een complete overstroming.

Vrouw uit het dorp Umardin

Mooie vogel in Harar
Door de grote hoogteverschillen in Ethiopië maak je mee dat je ’s morgens weg rijdt met 18 graden en dan een paar uur later in 38 graden rijdt! Al die bergen zorgen er ook voor dat Frank soms moe van het schakelen wordt: op een rit van ca. 6 uur, was dat maar liefst 1500 keer (hebben we globaal uitgerekend hoor, niet geteld ;-))!

Wat we steeds vergeten te antwoorden: we hebben inmiddels 15.000 km gereden en Frank is al afgevallen, maar ik niet. Dat is het nadeel als je alles lekker vindt, ook de lokale gerechten waar anderen voor bedanken ;-)

P.s. I: Sinds 22 juli zitten we in Kenia en hebben al weer heel wat beleefd en gezien, het verhaal daarover volgt. Momenteel zitten we in Nairobi, om wat onderhoud aan de auto te laten doen en email bij te werken. We willen hier zo snel mogelijk weg zijn, want een stad is niks aan en Nairobi staat bekend als NaiROBBY en op 4 aug. is er een gevreesd referendum met waarschijnlijk weer veel rellen en schietpartijen. Beter om dan uit de stad weg te zijn.

P.s. II: Dank voor jullie complimenten over mijn schrijfstijl (het lijkt me wel wat te veel eer, zo bijzonder vind ik het zelf echt niet en dat is geen valse bescheidenheid, maar het is natuurlijk wel erg leuk om te lezen dat sommigen van jullie er zo positief over zijn), maar die eer is ook voor Frank dan, want die schrijft ook regelmatig voor de blogspot.