maandag 16 augustus 2010

Een boel beesten en waardeloze wegen

Jambo!

Het is weer een lang verhaal geworden. We hebben ons suf geschreven, nu kunnen jullie je suf gaan lezen zoals een vriendin van me mailde. Ik zou zeggen, lees iedere dag een stukje, dan is het net of we iedere dag wat sturen. Daar zijn we te lui voor, maar als we eenmaal in de toetsen klimmen, dan weten we weer van geen ophouden zoals je ziet.

Roofvogel in Bale Mountains

Vanuit Addis Ababa zijn we naar de Bale Mountains gereden, een schitterend natuurpark waar je wolven zou kunnen zien en inderdaad, we hebben er 2 gezien, erg imposant. Wel gek om daar rond te lopen terwijl er wolven zijn. Klinkt toch gevaarlijk. We zijn naar het hoogste punt gereden, bijna 4400 meter.  Het is een ruig gebied en als je afdaalt aan de andere kant kom je door een prachtig bos.  Vanuit Bale Mountains zijn we naar de grens gereden, naar Moyale. We namen per abuis de verkeerde weg, maar de grap was dat die korter bleek te zijn dan de weg die ons was aanbevolen, over Yabelo, en plotseling – nou ja, plotseling, het was een vreselijke hobbel de bobbel weg, een vrij heftig gebeuren – waren we dus in Moyale, bij de grens naar Kenia! Een dag eerder dan verwacht, dat was wel een beetje gekke ervaring. Net of we niet goed afscheid van het magnifieke Ethiopië hadden kunnen nemen. In Moyale verbleven we in het beste hotel daar, werkelijk goed en dat was een geluk want daar werd ik het voor het eerst ziek. Zomaar opeens was ik heel misselijk geworden, zakte bijna door mijn benen heen.  We zijn daarom een dagje langer in Moyale gebleven dan we bedoeld hadden. Was ook wel prettig om bij te komen van de toch wel zware tocht ernaar toe, want we wisten dat de rit naar de eerste plaats in Kenia een hele barre zou zijn, de slechtste weg die er aan de oostkant van Afrika te vinden is, berucht bij alle overlanders die hem hebben gereden. We hebben die extra dag gebruikt om geld te wisselen; een heel gedoe daar, kostte meer dan een half uur bij de bank. Toen nog wat beleefd. Want ’s avonds merkte Frank opeens dat hij zijn paspoort niet meer had. Grote schrik natuurlijk. Die was bij de bank achter gebleven wist Frank vrijwel zeker. Nog nooit meegemaakt, dat de bank employee er niet aan denkt die terug te geven en wij zelf ook niet. Maar een keer moet de eerste keer zijn. De bank was natuurlijk al dicht dus  we moesten tot de volgende dag wachten voor we gerust gesteld konden worden. En dat werden we meteen! Frank kwam de bank nog niet binnen lopen of ze zwaaiden al met het paspoort. Niks aan de hand dus. Gelukkig hadden we ons er ook niet al te druk om gemaakt omdat in Afrika altijd veel vanzelf weer goed komt, maar natuurlijk hebben we ook wel wat sombere gedachtes erover gehad.  Verder hebben we die dag gebruikt om te tanken, want brandstof is in Kenia een stukje duurder – ook al een heel gedoe, want bij 2 tankstations was alle brandstof op en bij de laatste ook, maar daar waren ze aan het bijvullen, dus na een half uur toch nog kunnen tanken gelukkig – en om de grensformaliteiten alvast te regelen. Heel apart, dat kon je dus een dag eerder doen dan dat je vertrok, dus er staat een stempel van vertrek in ons paspoort op 21 juli terwijl we pas 22 juli zijn vertrokken. Geen haan die ernaar kraaide toen we de volgende dag het land uitreden. Er werd toen niets meer gecontroleerd, we reden zo Ethiopië uit, heel bizar. Aan Keniaanse kant verliep ook alles heel soepel dus een uur later begonnen we aan de vreselijke rit naar Marsabit. Eerst dachten we nog, nou dat valt best mee die we waar iedereen zo steen en been over klaagt. Goed, er waren nogal wat kuilen en gaten en hij was alles behalve vlak te noemen, maar dat hadden we al vaker gehad, niet zoveel bijzonders vonden wij. Maar dat was toch te vroeg gejuicht,  want na ca. een uur begon de ellende pas echt. Jemig, gek werden we van de keien en stenen op de weg, de gaten en alles wat je erbij kan bedenken. Het was eigenlijk geen doen, we reden vaak met 20 km/uur (een andere overlander had 3 banden kapot gereden op dat traject en dat wilden we toch voorkomen) en na 8 uur door elkaar gerammeld te zijn kwamen we dan eindelijk in Marsabit aan. Daar op een leuke camping gestaan, Henry’s camp, waar helaas voor mij wel een griezelig groot insect op de stoel zat, ik durfde er niet eens goed naar te kijken. Hij was zo groot, dat ik even dacht – en vooral hoopte- dat die nep was. Maar er was een douche en toilet, voor de rest heerlijk rustig, midden in de natuur, zalig.

Bale Mountains
Wolf in Bale Mountains

De volgende dag doorgereden naar Samburu National Park.  Wederom een afgrijselijke weg, tot ca. 50 km ervoor, toen opeens,  o zaligheid, glad asfalt! Dat was echt een feest, want na meer dan 1,5 dag door elkaar te zijn geschud, waren we dat toch wel behoorlijk zat geworden. Een mens kan ook nergens tegen, althans niet deze 2 verwende mensen…

Netgiraffen in Samburu
Grevy's Zebra's in Samburu (zeldzaam en met uitsterven bedreigd)

Daar hebben we gekampeerd op een ‘vrouwencamping’, die dus geacht werd door dames te worden gerund, maar wij zagen er alleen mannen, die dan wel braaf beweerden dat zij de zonen van de beheersters waren…
Ook een hele mooie plek, aan de rivier, waar ’s avonds net voor zonsondergang het hele dorp, nou ja, vooral de jongeren, kwam om lekker te poedelen. De volgende dag hebben we dan voor ons het eerst een Nationale Park bezocht en het was meteen groot succes. We zagen al snel leeuwen, zelfs met welpjes en ook olifanten en giraffen. Inderdaad, zoals een hele lieve vriendin van me het noemde, een magisch gezicht. Ook al ‘kennen’ we de beelden, het blijft iets wonderschoons om van zo nabij de dierenwereld te mogen aanschouwen. Maar ja, Frank ging voor de luipaard, het liefst in een boom. Op al onze safari’s hebben we die namelijk nog nooit (goed) mogen zien, terwijl klanten altijd de mooiste foto’s daarvan sturen! Die zien ze altijd wel! De grap was, dat klanten ook net in Samburu verbleven en die zijn we gaan opzoeken in hun lodge. Het was heel leuk hun enthousiaste verhalen te horen, zij hadden veel gezien. In elk geval ook heel veel  olifanten gelukkig, en die had ik hun beloofd omdat ze die per se wilden zien deze keer, daar ze die op hun vorige reis in Namibië gemist hadden.  Maar nu hadden ze er zoveel gezien dat ze er op het laatst niet eens meer voor wilden stoppen bijna, het werd gewoon zeg maar.  Maar het  mooiste komt nog, want ze vertelden iets later dat ze net voordat ze in de lodge aankwamen…een luipaard in de boom hadden gezien! Precies wat Frank dus wilde. Hun chauffeur/gids was zo aardig om ons daar naartoe te brengen in onze auto, dus nu hebben wij dat wonder ook mogen aanschouwen! En inderdaad, het is iets ongelooflijk machtigs zoiets te zien. Zo’n grote kat, zo fraai om te zien, die daar lekker sloom met de poten over de tak in de boom ligt te slapen en later wat actiever werd vanwege plotseling rennende antilopen die waarschijnlijk door leeuwen werden opgejaagd.  Kortom: 1000 plaatjes van geschoten, vanuit alle hoeken en in alle standen.  De chauffeur/gids uiteraard fiks beloond, hij had zijn vrije tijd toch maar op geofferd om ons dit te gunnen.

Olifant in Samburu National Park
Luipaard in Samburu National Park

Daarna nog wat rondgereden in het park, wederom een leeuw gezien en die een stukje gevolgd, ze trok zich er niks van aan, liep stoïcijns door met ons erachter aan.  Ze was duidelijk op zoek naar een prooi, een mooi gezicht,  je herkent dan toch echt het kattengedrag.  Aan het eind van de middag zijn we naar een camping gegaan, ook weer heel mooi gelegen, midden in de bush en opgezet met natuurlijk materialen, dus de douche was een doek om boomtakken heen gevouwen, stond je dus lekker in de open lucht te douchen, heerlijk. Tijdens het eten lang met de eigenaar, Nahim, gesproken. Hij had een bijzonder leven, was overal op de wereld geweest, vader Palestijns en moeder Keniaans, hij was in alle opzichten een wereldburger maar met zijn hart bij de Keniaanse natuur.  Hij vertelde ons veel over het land en nog een mooi verhaal. Vrouwen en meisjes sjouwen altijd met die zware jerrycans met water op hun rug of hoofd. Hij had daar iets op bedacht, wieltjes eronder gemaakt zodat ze de jerrycans konden trekken en niet hoefden te sjouwen.  We hadden daar onderweg toevallig enkele van gezien. Toen we hem dat zeiden, was hij helemaal verbaasd. Want wat bleek: die uitvinding werd hem  helemaal niet in dank afgenomen en ook niet gebruikt! Want…water halen is een zeer sociaal gebeuren dat vrouwen graag doen, omdat ze dan alle tijd hebben om lekker te roddelen en bij te kletsen! Dat moet dus niet te snel gaan! Nu hij dat vertelde, herinnerde ik me dat al eerder te hebben gehoord in de context van waterputten die vlakbij het dorp worden geslagen door ontwikkelingswerkers. Daar zijn ze dan evenmin blij mee, om dezelfde reden! En altijd maar weer denk ik dan, wat moeten we toch beginnen met al dat ontwikkelingswerk? Hier zijn zulke andere waarden en normen, het is zo’n andere wereld,  wi j hebben daar geen notie van. En dan willen wij wel gaan bepalen voor hun wat goed voor hun is?! Zoals ik ook eens gelezen heb over een ontwikkelingswerker in Madagascar die de bevolking had geleerd om 5x per jaar te oogsten in plaats van 2x, waardoor de mensen honger leden!  Toen hij na een paar jaar terugkwam en vroeg of het goed ging met het oogsten, bleek dat ze weer maar 2x per jaar oogstten.  Hij vroeg hun of het niet lukte om 5x per jaar te oogsten. Jawel hoor, maar ja, hun ouders hadden altijd 2x per jaar geoogst, en hun voorouders en hun voor-voorouders, dus die traditie ging je niet doorbreken. Terwijl ze daardoor dus zelfs honger leden en wel wisten hoe ze 5x per jaar moesten oogsten. Maar ja, in een land waar traditie zo sterk is, gaat dat blijkbaar toch voor. Dat kunnen wij ons helemaal niet voorstellen, maar wij hebben dan ook weinig traditie en dat voelt ook wel eens arm aan. Het is een complexe materie, het beter krijgen. Wat beter, hoe beter, waarom beter?

Leeuw in Samburu National Park
Truck op slechtste weg van Oost-Afrika

Nahim gaf ons nog veel tips en zodoende gingen we een andere route volgen dan we zelf hadden bedacht .  Hij raadde ons aan om niet via de hoofdweg naar Lake Nakuru te gaan, maar bovenlangs, richting Marallal, via gravel- en modderwegen, maar wel veel mooier omdat je dan door allerlei dorpjes van verschillende bevolkingsgroepen zou komen. Dat sprak ons uiteraard heel erg aan, dus dat gingen we doen. Hadden we dat maar niet gedaan! Het was magnifiek mooi, we zagen veel  Samburu’s in schitterende traditionele klederdracht, we kwamen door bijzondere dorpjes, maar we kwamen ook bij een weg die door de regen was veranderd in een grote modderpoel met zulke enorme plassen, dat we steeds weer moest beslissen, hoe we die moesten passeren: langs links, langs rechts of er midden door.  We reden toen nog maar 5 km/uur! En dat stuk was 40 km! We glibberden  alle kanten op, het was echt doodeng. Het was net of je met de auto op ijs reed, je had er totaal geen controle meer over. We waren steeds bang in de greppel te belanden, dan zouden we er echt niet meer uit kunnen komen. Bij een wagen voor ons was dat al gebeurd, die kon geen kant meer  op. Ondertussen begon het ook nog te plenzen, het werd echt een hele toestand. Net toen we dachten dat het iets beter werd, kwam er een nog erger stuk en toen twijfelden we of we wel verder moesten gaan. Het was onbegonnen werk, de wagen glibberde alle kanten op, op hoop van zegen. Maar omkeren durfden we ook niet goed, dus toch verder gereden, en toen ging het toch mis: we belandden in de gevreesde greppel.  En wat Frank ook probeerde, we kwamen er met geen mogelijkheid meer uit, we hingen veel te scheef. Er kwam meteen een groep Kenianen helpen, zij duwden wat ze konden, maar er was geen beweging in die dikke Beer te krijgen. Het was onvoorstelbaar dat die mensen dat deden, met hun beste kleren en schoenen aan, zij hadden namelijk uit een minibus moeten stappen die zonder hun probeerde om over die weg te komen.  Het lukte niet. Toen maar de zandplaten onder de wielen gelegd, en keien gezocht om eronder te leggen, maar ook dat lukte niet. Net toen we dachten dat het toch wel een echt hopeloze zaak  aan het worden was en we al vreesden dat we in de scheve auto in de modderpoel de nacht zouden moeten doorbrengen, kwamen er twee Kenianen aan die instructies gaven hoe eruit te komen. De zandplaten moesten in elk geval meteen weg, die waren voor zand, niet voor modder! Op de cursus hebben we dat anders geleerd (toch, André?!) en later hoorden we ook van andere overlanders dat je die wel degelijk ook in de modder kan gebruiken, maar goed, we haalden ze maar braaf weer weg.  Ze gaven nog meer instructies waarop ik toen vroeg of ze zelf achter het stuur wilden gaan zitten. In dit geval stonden de beste stuurlui niet aan wal maar zat achter het stuur: het lukte hem na grof geweld wel  degelijk Beer uit de greppel te krijgen. De auto glibberde alle kanten op, maar daarna reed hij hem toch maar mooi naar een iets beter stukje weg. We waren ‘gered’! We waren dolgelukkig en dus gaf ik de chauffeur 10 Euro die hij vol ongeloof en stralend van blijdschap aannam, maar het was duidelijk dat het hem geenszins om geld te doen was geweest, Hij had gewoon willen helpen. En okay, zijn stuurmanskunsten willen tonen, maar hij had ook alle reden om daar heel  trots op te zijn.  We zijn daarna nog 15 km verder geglibberd, hopende niet weer in de greppel te belanden waar Frank wonder boven wonder, want de weg bleef bar en boos, in slaagde. Toen werd de weg wat beter, een stuk minder modderig en kwamen we net voor donker bij Lake Baringo aan, waar we een pracht plek aan het meer hadden met uitzicht op een krokodil  en het geluid van nijlpaarden vlakbij, die precies op de plek waar wij stonden ’s avonds aan land kwamen, zo vernamen wij iets later…Inderdaad hebben we ze de eerste avond heel duidelijk om ons heen gehoord toen we op bed lagen en de derde avond hebben we ze zien lopen,  twee enorme dikhuiden die maar liefst 50 km/uur kunnen rennen en daarom zo gevaarlijk zijn, want dat verwacht je niet, dus ze doodden meer mensen dan leeuwen.  Andere mensen vertelden ons dat ze de avond daarvoor een nijlpaard achter hun aan hadden gekregen die waarschijnlijk  geïrriteerd werd door het geklik van hun fototoestel, zij waren echt achter hun auto gevlucht voor dat beest!  Tsja, het is natuurlijk allemaal magnifiek om te zien, maar toch maar liever niet al te dichtbij.

De modderweg waarin we wegzakten
Lake Baringo

Wij hebben een paar heerlijke dagen doorgebracht aan het meer, het was een hele vredige plek met erg veel prachtige vogels, waarvan sommigen echt heel brutaal waren, die aten de broodkruimels van je bord.  Toen we aankwamen zat onze auto helemaal onder modder (vanwege ons modder-avontuur ), van boven naar beneden. Dus vroeg een jongen de volgende dag of hij de auto mocht schoonmaken. Het bleek de nachtwaker te zijn die van 18.00 tot 06.00 uur werkte en dus tot maar liefst 08.30 uur – toen wij eindelijk opstonden – had gewacht om te vragen of hij de auto mocht wassen. ..!  Daar is hij dik twee uur mee bezig geweest, daarna zag hij er weer piccobello uit. Toch wel handig een schone auto, anders blijf je zelf ook niet lang schoon...

Toen we vertrokken vroeg een andere bewaker ons of we uilen wilden zien.  Natuurlijk! Hij mee in de auto en ons de uilen geshowd,  prachtig! En die jongen zo ook weer wat bij verdiend.  Deze jongen had al eerder een brood voor ons gehaald, in een dorpje 1,5 km verderop, waar hij binnen 15 minuten van terugkwam gerend met het brood. Voor welke service hij 0,20 Euro vroeg! In Afrika is altijd alles zo makkelijk te regelen! Geen brood meer bij de plaatselijke ‘bakker’? Nou, dan laat je die toch halen in een dorp verderop? Zit je met de auto vast? Dan wordt die er door een local wel weer uitgehaald. Ieder probleem lijkt altijd vanzelf wel weer te worden opgelost in Afrika, linksom of rechtsom.  Daarom is het reizen hier ook zo makkelijk. Veel mensen denken altijd aan alle ramspoed die je zou kunnen overkomen in Afrika, maar onze ervaring is juist andersom:  er is al niet veel ramspoed en als die er al is, wordt die vaak sneller en makkelijker opgelost dan bij ons. O jee, gevaarlijke uitspraak, afkloppen! Wie weet wat ons dadelijk overkomt…

Flamingo's in Lake Bogoria
Geiser bij Lake Bogoria

Vanuit Lake Baringo zijn we naar Lake Bogoria gereden, een sprookje! Miljoenen flamingo’s in een felblauw enorm groot meer dat wordt omgeven door geisers en schitterend gebergte! Kortom, je waant je enerzijds in IJsland, maar door de flamingo’s toch ook duidelijk in Afrika.  Het is bijna onwezenlijk, om zoveel flamingo’s te zien en dan ook nog eens met spuitend water vanuit de geisers daarvoor. Daar hebben we 2 nachten gekampeerd op een wonderschone plek met hele grote vijgenbomen en voor de rest niks, geen voorzieningen (nou ja, twee vieze hokken met nog viezere gaten aan de grond, dus dan maar liever in de natuur je behoefte doen), maar ook geen mensen, er was helemaal niemand! Toegegeven, dat was eerst ook wel even een beetje eng, zo midden in de jungle zonder iemand, maar al snel vonden we het juist super. En natuurlijk ben je in de jungle toch nooit alleen, de bavianen zijn er altijd. Die bleven gelukkig op veilige afstand; ze kunnen ook wel eens een beetje al te brutaal zijn (daar weet jij alles van he Gerda?!).. Mooi kampvuurtje gemaakt en genieten maar! De volgende dag kwam er ’s middags een groep Kenianen  uit een minibusje rollen, veel meer menen als dat er zitplaatsen waren volgens ons, en die gingen daar op boomstronken debatteren. Na ca. 2 uur stapten ze opeens op, vlogen het busje in met de woorden: het gaat regenen. En inderdaad, 5 minuten later viel het met bakken naar beneden. Maar nog net daarvoor waren ze allemaal weer uit het minibusje geschoten om ons een hand te geven, allemaal (!), en uit te leggen dat ze leraren waren en de jaarafsluiting hadden besproken. Ha, ha, over vergaderen op de hei gesproken. En ze boden hun excuses aan dat ze hadden ingebroken op onze privacy. Hoe bijzonder toch! Wij zijn gast in hun land en nog vinden ze dat wij de eerste rechten hebben of zoiets! Dat zou bij ons toch nooit gebeuren. Met veel kabaal zouden mensen je rust verstoren en met nog veel meer kabaal weg gaan, zonder een boe of bah. Hier komen ze zich allemaal voorstellen en bieden ze excuses aan, terwijl het uiteraard gewoon een openbare plek is.

Flamingos'en geisers bij Lake Bogoria
Bushcamp in Lake Bogoria

Ook Kenianen zijn weer hele prettige, vriendelijke mensen.  Misschien nog wel weer iets goedlachser dan in Ethiopië, ik vind het een hele gulle, joviale lach. En omdat ze hier veel meer gewend zijn aan toeristen, verloopt alles erg soepel en word je ook veel minder aan gestaard, dat is ook wel  prettig. Het is allemaal erg relaxed.

Na Lake Bogoria gingen we op weg naar Nairobi. Nog geluncht bij een bijzonder fraai hotel, Lake Nakuru Country Club, waar onze klanten ook vaak verblijven. Echt schitterend daar, een prachtig koloniaal pand omgeven door een enorme tuin, meer een park te noemen, met ook nog een stuk wildernis waar je kan wandelen en dieren en vooral vogels kunt zien. Echt zo’n plek waar je wel minstens een week zou willen vertoeven. Daarna verder gereden en nog twee ernstige ongelukken onderweg gezien, want zeker de minibusjes rijden hier als gekken. Bij 1 ongeluk zagen we de bestuurder dood op weg liggen, afgrijselijk. Ze lieten hem daar gewoon liggen, waren met van alles en nog wat bezig behalve met het bergen van het lijk zo leek wel.

In Nairobi zijn we een paar dagen verbleven op de voor overlanders  meest beroemde camping van heel Oost-Afrika:  Jungle Junction. Het was even wennen, een stuk grasland omgeven door een hoge muur met prikkeldraad, want ja, Nairobi, bijnaam Nairobby, heeft nu eenmaal geen beste reputatie op veiligheidsgebied. Het voelde aan als een soort gevangenis, zeker na alle plekken midden in de natuur waar we tot dan toe waren verbleven. Maar wel een hele  prettige gevangenis, met super goed werkende draadloos Internet, schone, warme douches, een (gemeenschappelijke) kamer met comfortabele banken en een open haard (ja, ja , echt nodig, het was erg fris in Nairobi, 16 graden!) en een gemeenschappelijke keuken. En een werkplaats voor auto’s en motoren en daar ging het ons om, want Beer had wat onderhoud nodig:  olie vervangen en alles na laten kijken, waarbij er alleen uitkwam dat de wiellagers voor opnieuw moesten worden gesteld. Het was een klus van volgens  Franks inschatting (die ooit bij een garage heeft gewerkt) ca. 2 uur, maar waar ze op z’n Afrikaans 5 uur overdeden, maar dat maakte ons niet uit, want ondertussen konden we lekker Internetten - dat was al meer dan 2 weken geleden – en allerhande klusjes doen zoals het beddengoed verschonen.

We zijn daar naar de supermarkt gegaan en wisten echt even niet wat we zagen. Alles was er te koop:  brownies, wijn, toffees, pindakaas, Goudse kaas, bruinbrood, bloemkool, broccoli. Alles! Het was het paradijs en toch ook weer niet, want zoveel keuze waren we echt helemaal niet meer gewend dus we raakten er gewoon wat van in de war. Klinkt waarschijnlijk heel overdreven, maar het was echt waar. Bijna drie maanden lang hebben we niet gegeten wat de pot schaft, maar wat de ‘winkel’ (het stalletje) schaft, en vaak was dat alleen maar uien en tomaten. En dan waren we soms helemaal blij als er ook  paprika’s (hele kleine,erg  verschrompelde die je bij de AH minachtend aan de kant zou gooien) waren.  En nu opeens konden we alles krijgen en wisten we gewoon even niet meer wat te nemen. Zelfs schaaltjes met gemengde groentes en zakken sla. En alle soorten vlees, en zo mooi, zonder een vetrandje (normaal is het meer vet dan vlees). Je zag er dan ook wel voornamelijk blanken (expats)…Want duur was het uiteraard ook! We konden natuurlijk toch niet de verleiding weerstaan en dus allerlei lekkers gekocht en veel verschillende soorten groenten en voor het  eerst sinds lange tijd weer vlees, prachtig mager rundergehakt. En dus schrokken we van de prijs bij de kassa. Ha, ha, allemaal weer net als thuis.

Maar we hebben gesmuld van het broodje met kaas, de koeken en snoep, de wijn en de weer overdadige maaltijden met alles erop en eraan. Het was wel grappig dat dit feest precies halverwege onze reis plaatsvond.  Maar om nou te zeggen dat we er echt zo naar verlangden? Echt niet, het ‘sobere’ (naar Westerse maatstaven, maar uiteraard nog steeds erg luxe in vergelijking met de mensen hier) leven bevalt ons eigenlijk wel prima.  We missen nauwelijks iets. Maar het gekke is, dat als het er opeens dan weer allemaal is, dat je het dan toch gaat kopen. Gewoontedier? Zwakte? Hebzucht?
Bij Jungle Junction nog een Duits stel ontmoet, die we ook al eerder bij Lake Baringo hadden gezien, en die al 1 jaar en 9 maanden onderweg zijn! Ik bedoel maar, wat stelt ons half jaar nu eigenlijk voor? Zij zijn langs de westkant gekomen en nu terug naar boven aan het rijden, maar lopen tegen een groot probleem aan, aangezien er in Nairobi geen visum meer voor Ethiopië wordt afgegeven sinds kort…We hoorden van weer andere overlanders dat dat ook niet meer in Khartoum wordt gedaan sinds kort, dus wij hebben nog heel veel geluk gehad dat ze dat bij ons nog wel deden toen wij daar waren. Hoe die Duitsers nu thuis moeten komen, weten ze even niet.

Het is een leuk stel en we hebben veel met hun gekletst. Het grappige is dat ze in dezelfde auto met daktent en interieur reizen als wij. Hier in Kenia zie je juist weer veel meer Landrovers.

Na 3 dagen binnen de muren van Jungle Junction te hebben vertoefd, met als enige uitstap naar de supermarkt en shopping mall (super Westers, heel luxe allemaal), hadden we het wel gezien, ondanks de gezelligheid met het  Duitse stel en nog wat andere overlanders, en zijn we snel weer terug naar de schitterende natuur gegaan, naar Masai Mara, de topattractie van Kenia.  Waar het tweede stuk van de weg weer om te huilen was zo slecht, 2 uur lang weer moeten hobbelen en bobbelen en soms gewoon zoeken hoe je nou moest rijden midden in de rimboe.  Tot nu toe hebben we moeten concluderen dat de wegen werkelijk nergens zo slecht zijn als in Kenia, notabene een van de meest toeristische landen, dus je vraagt je echt af waar al dat geld (60 USD per persoon entree voor een natuurpark, voor iedere 24 t. uur!) blijft…Nou ja, dat weten we natuurlijk wel, maar treurig blijft het.  Wat voor kabinet we in Nederland ook krijgen,in vergelijking met ieder Afrikaans land mag niemand van ons daarover klagen, want ons kabinet is tenminste niet corrupt en steelt niet van de mensen.  En daar mogen we toch heel, heel dankbaar voor zijn. Hier worden de entreegelden voor de parken verhoogd van 40 naar 60 USD waardoor het toerisme en dus de inkomsten voor de gewone man vermindert en alleen de zakken van de machtshebbers nog meer worden gevuld.  Hoe schrijnend is dat te weten als je langs de sloppenwijken rijdt of de mensen met nog 2 draden aan hun lijf ziet lopen. Niemand maar dan ook niemand die zich om hun bekommert.  Nu niet en nooit niet. Uitzichtloos. Het barst hier van de scholen in Kenia, Nog nooit ergens zoveel scholen gezien, om de kilometer staat er wel een bordje met primary of secondary school, university, academy. Het analfabetisme is hier dan ook werkelijk bijzonder laag, 15%! Iedereen loopt heel trots in zijn/haar schooluniform, hele zwermen schoolkinderen kom je voortdurend tegen onderweg. Maar wat als ze klaar zijn met hun opleiding?! Er is geen werk, als je heel  veel geluk hebt kan je nachtwacht op de camping worden met je HBO opleiding! Waar alle toeristen je min of meer minachtend aankijken; ach gut, dat manneke, onze nachtwacht. Moet je je voorstellen.  Behalve dus dat je geen toekomst kunt opbouwen, nauwelijks uitzicht hebt om je te verbeteren, word je ook nog eens bijna respectloos behandeld. Want je bent ‘maar’ nachtwacht of ober. Maar ondertussen ben je wel vaak hoger opgeleid dan de mensen die je wat meewarig aankijken en die je vaak behandelen alsof je een kind bent. Zou al die kennis die je dan op school hebt vergaard niet soms juist in de weg zitten en alleen maar voor frustratie zorgen? Ik heb dat in Gambia gezien. Die mensen wilden nog maar 1 ding: naar Europa, naar het paradijs!  Van dat verlangen werden ze bijna gek, daar waren ze alleen nog maar op gefocused, bij gebrek aan uitzicht in hun eigen land.

En is het dan zo gek, zoals onze Zuid-Afrikaanse reisvriend Lodie dat wel vond, dat een moeder je smeekt om haar kind mee te nemen naar jouw land. Lodie was daar hogelijk verbaasd over toen ons dat overkwam tijdens een koffieceremonie bij een Ethiopische familie. Hoe kan een moeder afstand doen van haar eigen kind, waar is de moederliefde vond Lodie. Maar volgens mij is dat juist de moederliefde: je denkt namelijk zeker te weten dat je kind het beter zal krijgen in ons land, en aangezien je als moeder het beste wilt voor je kind, geef je het nog liever mee aan Westerlingen dan dat je het bij je thuis houdt, ondanks dat je haar/hem dan zult moeten missen. Zijn/haar geluk gaat boven dat van jou en ze zijn ervan overtuigd dat dat geluk op hun ligt te wachten in Europa of de VS. Ik heb het zelfs eens mee gemaakt in Senegal dat een moeder haar baby in mijn armen duwde en daarna keihard wegrende. Zij was radeloos, en ik vervolgens ook. Gelukkig kon ik nog harder rennen en heb het kind terug geduwd. Maar nogmaals, in deze landen heersen andere normen en waarden,  onder andere door de heel andere omstandigheden waarin de mensen verkeren.

Inmiddels hebben we een pracht ervaring in  de Masai Mara gehad, waarover volgende keer meer.

Kwaheri!

Frank en Stina

4 opmerkingen:

  1. Beste Frank en Stina. Wederom een prachtig verhaal. Geschreven alsof we het zelf meegemaakt hebben. Dat klopt dan ook wel voor een deel. Ook leuk dat jullie 'onze' foto's hebben geplaatst.
    Die weg vanuit Ethiopië wordt toch ook wel Road to Hell genoemd?
    Nog een mooie reis gewenst en blijf ons vooral verwennen met prachtige verhalen. Groeten, Nick.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dag Frank en Stina, al eerder stuurde ik een bericht maar ik weet niet of het jullie bereikt heeft. Nu ik vandaag jullie blog weer opende stond er dat er een bericht voor me was. Toen ik het opende was het mijn eigen bericht. Dus misschien doe ik wel iets helemaal fout. Toch nog maar eens proberen. Ik geniet van jullie verhalen en foto's. Jullie staan zo open voor alles, genieten er ook duidelijk zo van, fijn om te lezen. Verassend toch dat jullie de mensen in de Sudan als misschien wel de aardigste mensen van de hele wereld karakteriseren. Met een massamoordenaar als president ga je ze van hier uit toch ook een beetje als moordenaars zien, als medeverantwoordelijk. Misschien vindt je wel de ergste dictators in de landen met de vriendelijkste mensen: ze hebben ook alle redenen om vriendelijk c.q. meegaand te zijn: de kop is er snel afgehakt. Een beetje cynisch misschien maar kijk naar het omgekeerde: is de onvriendelijke sfeer in ons eigen land niet (mede) het gevolg van grote vrijheid? Veel van de plaatsen die jullie in Ethipië noemen bezochten we ook zelf; Harrar nog voor dat het in de oorlog met Somalië ten dele vernietigd werd. Ook sommige van de plekken in Kenia kennen we, zij het niet die afschuwelijke weg die jullie over moesten. In de buurt van Ruanda en op het eiland Ukerewe (waar jullie nu mogelijk niet ver weg van zijn; kom je in Mwanze: daar hebben we gewoond) hadden we dergelijke ervaringen. Bussen die stoppen en onder kreten als "kazi wa wanaume"(mannenwerk) je auto weer op de weg duwen. benieuwd naar jullie ervaringen uit Tanzania, een land dat ons nog steeds na an eht hart ligt. Hartelijke Groet, Wim Lucieer.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Beste Stina en Frank,het is heerlijk voor ons jullie zo te volgen. te horen hoe jullie vriendelijk en behulpzaam bejegend worden hoe jullie genieten van de natuur en een glaasje wijn met een kaaskoekje al als dekadent ervaren word.Het is goed dat jullie "voorlopige" reis loopt via het al wat westerse zuid afrika zodat de overgang naar het stinkend rijke reigersnest niet al te heftig wordt.in onze kraal hadden we afgelopen weekend een eet en drankfestijn tot in de kleine uurtjes gehad ,met westerse muziek .met alle stamleden gezeten rond een kampvuur. waar eenieder zich moest inhouden om niet luid en spontaan te gaan zingen na een paar glaasjes geestelijk vocht. waar de stam
    -oudste jullie afwezigheid nog even in aangrijpend memoreerde ,en een traan bij die en gene rijkelijk vloeide ,toen het gemis van Stina,s bulderende lach en franks sterke verhalen bij ons allen zo voelbaar werd.we missen jullie.pieter en anneke

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Het is inderdaad een beestenboel zeg.
    Lees ik daar over andere katten, nou het lijkt me niks hoor. Als jullie ze maar niet meenemen hiernaartoe.Ik heb het al druk genoeg met mijn eigen terrein schoonhouden van die opdringerige buurpoezen! Je weet wel, die Banjer, komt tegenwoordig 's ochtends brutaalweg aan de voordeur brokjes halen. Hoe haalt ie het in zijn hoofd? Ik heb er mijn pootjes aan vol, en dat op mijn oude dag. Respect is er niet meer bij. Daarom laat in vredesnaam die andere poezen maar daar waar jullie ze bekijken, anders kan ik wel in de boom gaan zitten. En ik heb het vermoeden dat Frank dat nu niet bepaald zo indrukwekkend vindt. Trouwens, de verhalen over Masai Mara stellen me ook niet gerust. De grote en de kleine etengever zijn daar geweest en die verhalen.......ik hou mijn hartje vast.
    Maar ik hoor de verhalen wel weer van de etengevers als jullie daar geweest zijn. Denk aan mij. Liefs van Poes

    BeantwoordenVerwijderen